genoemd te worden. Hij trad in het huweUjk met Gertruida Ansingh, geboren 3 October 1818 te Wagenborgen (Gr.), overleden 10 December 1901 te Hoogeveen, uit welk huwelijk zes kinderen werden geboren. Natuurlijk zijn er over zijn kinderen, ook over andere familieleden, wel verschillende bijzonderheden mede te delen, maar ze Ujken me niet van zoveel belang om ze te vermelden.

In de Drentsche Courant van 4 Januari 1842 komt een ingezonden stuk voor, ondertekend door J. van der Veen Az., fabrikant „thans in comp. met de Heeren Mr. A. H. Wiesenborg en H. C. Scheltens”, geschreven naar aanleiding van een inzameling van geld voor een monument voor Thomas Ainsworth, die de snelweefspoel uit Engeland naar Overijsel heeft overgebracht. Als dit onze Van der Veen is, wat mij niet onmogelijk lijkt, dan was hij dus oorspronkelijk een zakenman; in zijn levensberichten —er bestaan er twee, één in de Levensberichten van de Maatschappij van Ned. letterkunde van 1886 en een in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak van dat jaar, wordt hiervan niets vermeld. Deze necrologieën zijn trouwens geen van beide uitvoerig, evenmin als het artikeltje, dat de Drentsche Courant in haar nummer van 3 November 1885 opnéim (Van der Veen overleed 31 October van dat jaar), bovendien wijken ze ook nog van elkander af, de Volksalmanak vermeldt, dat Van der Veen in 1842 tot griffier bij het kantongerecht te Hoogeveen werd benoemd, de levensschets geeft het jaartal 1842. Dit werd dan tenslotte zijn baantje en hij heeft dit bekleed tot het jaar 1877, toen hij het moest neerleggen, omdat er bij de wet werd bepaald, dat griffier en kantonrechter een academische studie achter zich moesten hebben, voor die tijd werden ze gekozen uit de „kundigste, gegoedste en meest geachte ingezetenen, doch bij voorkeur uit meesters of licentiaten in de rechten”. Van der Veen hield echter nog baantjes genoeg over, het belangrijkste zal waarschijnHjk zijn ambt als schoolopziener zijn geweest. Kort na de invoering van de wet van 1857 werd hij als zodanig benoemd en hij bleef dez§ functie waarnemen tot 1 Juli 1885 een paar maanden voor zijn overlijden —, toen hij wegens lichaamszwakte zijn ontslag nam. Hij was een van de medeoprichtere van het departement Hoogeveen van de Mij. tot Nut van het Algemeen, lid van het Prov. kerkbestuur van Drente, van de algemene synode van de Ned. Hervormde kerk, lid van de Mij. van Ned. letterkunde, buitengewoon lid van het Friesch genootschap en verder zoals zijn levensbeschrijver en zoals ieder van ons zegt, als we niet meer weten, of als we ons van een af willen maken van vele verenigingen en trad hij op de voorgrond bij alle belangrijke gebeurtenissen, die in Hoogeveen voorvielen. In elk geval iemand, die in zijn woonplaats, en niet alleen daar, een belangrijke figuurwas.Nietalleen was hij dat voor zijn tijdgenoten, maar vooral niet minder voor het nageslacht. En dan denken we natuurHjk in de eerste plaats aan wat hij voor de kennis van het Drentse volksleven heeft gedaan, voor ons is hij, zoal niet de eerste.