of bij zonsondergang, die op den schilder diepe indruk maakte, terwijl hij ook het interieur, „donker als een spelonk” om zijn licht-donker tegenstellingen bewonderde. Nog jaren lang zullen deze donkere interieurs telkens weer door hem worden geschilderd of geteekend.

Hoewel niet blind voor de sociale nooden der bevolking immers hij schrijft in dezelfde brief'),waarin hij zijn bewondering over de plaggenkeeten uit: „Men kan ’t veel figuren aanzien, dat zij het een of ander mankeeren; gezond is het hier niet precies geloof ik.” komt het blijkbaar niet in hem op, dat juist deze erbarmelijke woningtoestanden een der belangrijkste oorzaken vormden van de slechte gezondheidstoestand der toenmalige Drentsche bevolking. Hij veronderstelt slechts, dat „misschien wegens vuil drinkwater” de gezondheid van velen hier te wenschen over laat en direct daarna constateert de schilder in hem weer, dat „de melankolie, welke in ’t algemeen de dingen hier hebben van gezonde soort is, als in de teekeningen van Millet.” Het is de aard-verbondenheid van deze plaggenhutten, het feit, dat zij als het ware uit de bodem gegroeid zijn, de landelijke rust en de vrede van hun omgeving, die van Gogh het meeste bekoort. „Het is iets eigenaardigs van hier, telkens precies ’t zelfde en toch net precies variatie, o, het is hier zoo eigenaardig, en zóó stil, zóó vredig” s). En in een andere brief»), eveneens uit Nieuw-Amsterdam schrijft hij: ~Maar wat een rust, wat een breedte, wat een kalmte in deze natuur, men voelt het pas, als men mijlen en mijlen Michels ») tusschen zich en „het gewone heeft. ’ Met ~het gewone” bedoelt hij dan Hoogeveen, het spoorwegstation, en als zoodanig de toegangspoort naar de „gewone” wereld; Hoogeveen, eenerzijds een stadje, al is het dan ook een „armzalig stadje” »), met alle feilen, die nu eenmaal volgens van Gogh aan de „stad” kleven, anderzijds toch weer een landelijk middelpunt met „hier en daar een curieuse oude molen, boerderij, scheepstimmerwerf of sluis en altijd bedrijvigheid van turfschuiten, waar de ovens staan in de tuinen onder de oude appelboomen of tusschen de selderij en de kool, waar de heide rijk is en de schaapskooien mooier zijn dan in Brabant.” Van deze heide schrijft van Gogh elders »): ~De heide is hier veel uitgestrekter dan de Brabantsche, bij Zundert of Etten althans, ietwat monotoon als het middag is en de zon schijnt vooral, doch juist ook dat effect ’t welk ik vruchteloos een paar maal reeds toch heb willen schilderen, zou ik niet willen missen. De zee is ook niet altijd pittoresk, maar ook die momenten en effecten moet men bekijken, wil men in ’t eigenlijk karakter zich niet bedriegen. Dan op

1) 11. 324. 284-286.

“) 11. 333. 326. ») 11. 330. 308.

*) Een door Van Gogh zeer bewonderd Fransch schilder. In ons land o.a. vertegenwoordigd in het Rijksmuseum Mesdag te ’s-Gravenhage.

®) n. 339. 350. ») 11. 325. 286.

6