„Zo dikwils als ik een levendige Adder in Moutwyn heb gedaan, is dezelve zeer schielyk gestorven, dan in Olie kunnen ze langer leven.”

De vraag „of men het vogt uit de Slangtanden der Adders voortkomende, als op zich zelve schadelyk en eygentlyk venyn bevattende, moest aanmerken, dan of het alleen toevallig schadelyke vermogens verkreeg, wanneer het Dier door terging grammoedig en kwaadaardig was gemaakt”, tracht hij, door serieus alle oude publicaties die elkaar volkomen tegenspreken na te gaan, tot oplossing te brengen en komt tot de conclusie, dat mogelijk „een vergramde Adder meer te duchten zy, dan eene die onbeledigt byt.”

Ook het gif afkomstig van een doode adder is niet ongevaarUjk, echter alleen wanneer het in het bloed komt: „De Zenuwen van de Tong, de Maag, de Darmen enz., worden daardoor niet aangedaan; het Bloed alleen schynd het vermogen te bezitten om dit venyn te ontwikkelen; de vergelyking is derhalven niet juist, die gemaakt word tusschen dit givt en den Mercurius Sublimatus, welkers puntige kristallen de ingewanden kwetzen, waar door vervuring en een onvermydelyke dood veroorzaakt word.”

Als tegenmiddel wordt adderolie aanbevolen:

„Geen een enkel voorbeeld heb ik kunnen opspeuren, dat in deze Landschap de beet van een Adder aan een Mensch toegebragt, dodelyk is geweest. Onze Landlieden stellen in het algemeen veel vertrouwen om tegen den Adderbeet Oüe van Olyven in- en uitwendig te gebruiken, waar in een levendigen Adder is gesmoord, en vervolgens daar in is blyven leggen; en men acht de genezende kracht dezer Olie sterker na maten dezelve ouder is.

De Goddelyke voorzorg schenkt aan een en het zelvde schepzel niet alleen het vermogen om ons, wanneer wy het mishandelen, te vergivtigen, maar laat het ook teffens dienen om ons daar van te genezen. De Adder zal ons nooit aanvallen; wy zyn het die haar beledigen en zy verweerd zich.”

Na uitvoerig de geneesmiddelen in andere landen te hebben nagegaan, zegt V. L. verder:

~Het vet der Adders bevind men insgelyks ter genezing van de wrangziekte der Runderen zeer heilzaam. Hedendaags is echter het gebruik der Adders in veel mindere achting; men schynd derzelver genees- en heelkundige vermogens te mistrouwen; althans men vermoed betere middel te kennen.”

Hij waarschuwt echter uitdrukkelijk niet al te onbedachtzaam aan het nieuwe de voorkeur te geven, alleen omdat het nieuw is en vermeldt verder dat addervet deel uitmaakt van het „alom bekende oogsmeerzel van Hans Sloane.”

Het derde hoofdstuk handelt over de Hazelworm of Blindslang, waarvan de wetenschappehjke naam fragilis, wordt verklaard door de eigenschap, „dat ze met een dun rysje geslagen wordende, als glas in verscheide stukken