UITLEGGING VAN DE TITELPLAAT.

„Beschaafd vernuft en kunst bestuurden het penceel,

In ieder omtrek van dit spreekende Tafreel.

’t Graveerstift van Philips, wie zal dien arbeid wraken ?

Tracht Veldmans zinrijk Werk bestendiger te maken.

En Kosters nutte vond verschaft gelegenheid.

Dat beider kunstwaardij zich met dit Boek verspreidt.

Ik zie mijn ’s Vaders beeld, laat dit de Nijd mishagen.

Op ’t zedige gelaat het blijk van kunde dragen.

De Lijkbusch naar den smaak van ’t oud Romeins gemaaid,

Die op het middelpunt van ’t zwierig Kroonstuk praalt,

(Zo weet de Kunst haar schoon zelvs aan het grav te ontrukken)

Dient om ’s Mans kieschen smaak in de Oudheên uittedrukken.

De BiKch, op ieder hoek der boverdijst geplaast.

Ontbreekt geslepe glans, dien Marmer van zich kaast.

Dan geensints de achtb’re tooij van ’t oude werk vermogen.

Verrijst Germanjers! Hoor mijn Schrijver dit betogen.

Nooit is uw goed vernuft met zo veel klem bepleit.

Der Ouden wapentuig uit harden steen bereid.

Die met de Lamp en Kruik om één der Zuilen buigen.

Verstrekken hem een wolk van wettige getuigen.

Het Speeltuig, Zwadde en Korf, aan d’andre Zuil gestrikt

Verbeeldt, hoe ook zijn brein zich tot de Digikunst schikt.

En hoe wij door zijn pen de woorden Moer en Vennen,

Den oorsprong en den aart der Drentsche Veenen kennen.

De Laad met Vlinderen, de Schelp, het Zeegewas

In ’t los Feston gehegt, het giftig Adderras

En goede Ringslang op den grond door een gevlochten

Speelt op zijn onderzoek van die Natuur gewrochten.

Natuur wint lof door hem, hij weder door Natuur,

En ik ontsteek mijn licht aan vonkjes van heur vuur.

BARBARA MARIA VAN LIER.