portret van de schrijver —in v. Somerens Catalogus opgenomen omlijst door een symbool betreffende zijn liefhebberijen en toegelicht door een gedicht van zijn dochter Barbara Maria, weergegeven op de volgende blz.

Deze titelplaat is gegraveerd door Philips naar ontwerp van Ve 11 – man en vertoont o.a. een „Romeinsche” um geflankeerd door twee „Germaansche”, een paar steenen hamers en beitels, een lier, een zwadde en een turfmand als symbolen voor zijn veenonderzoek —, terwijl een vlinderdoos, een adder en een ringslang aan zijn belangstelling voor de levende natuur herinneren.

In deze plaat en het bijgevoegde gedicht komt dus de veelzijdigheid van onze auteur wel zeer goed tot uiting, zoodat we betreuren, zijn overhaast vertrek uit Drente, in 1785, waardoor aan dit pionierswerk op „heemkundig” terrein een zoo plotseling einde kwam.

De aanhef, waarmee de inleiding van dit werk begint, kon, wat inhoud betreft, ontleend zijn aan die in een modern boek over „heemkunde” en heeft als zoodanig reeds gediend *):

~Zonder thans te onderzoeken in hoeverre de Nederlanders met andere Volkeren overeenkomstig handelen, of van derzelver denkenswyze afwyken; vertrouw ik, dat niemand zal ondernemen my te berispen, Wcmneer ik als een regel door de ondervinding gewettigd, hier aanneem, dat het een erfneyging myner Landsgenoten zy, om uitlandsche en vreemde zaken, met meerder drift op en nate speuren; met meerder oplettendheid gade te slaan; en van meerder waardy te keuren, dan zodanige voorwerpen, die zig zelven, byna alle ogenblikken, ter onzer beschouwing aanbieden, dog die wy onze opmerkzaamheid onwaardig achten; althans daaromtrent geen geringe onverschilligheid doen blyken”.

Zich tot de biologie bepalende zegt v. L. verder:

~Onverschillig hier omtrent te verkeren, geevt niet alleen eene minachting maar ook een gevestigde af keer en verachting voor die dingen te kennen. En wat dunkt myn Lezer! zoude zulk eene handelwyze het Opperwezen niet beledigen?”.

Na te hebben gewezen op de onbekendheid met adders en slangen ook onder de ingezetenen van het Drentsche Landschap, een gebrek dat voor velen ook heden nog volledig geldt —, geeft v. L. eenige opmerkingen uit eigen ervaring over het voorkomen en de sterke individueele verschillen in kleur en teekening bij de Drentsche reptielen en besluit de inleiding:

Someren. J. F. v.; Beschrijvende Catal. v. gegraveerde Portretten v. Nederlanders* I. blz. 402. A’dam. Muller, 1888. Aanw. U-B. Gron.

*) Zie over deze veelzijdigheid ook het naschrift.

®) Brouwer. F. I.; Zwerven door Drente, v. Gorcum en Comp. 1939.

4