de kerk bestemde materialen aldus het pamflet „een kostelijk huis voor zichzelve” en een dito voor Van Lier, daar hij bij deze ontvanger-generaal onbeperkt gelden kon opnemen: Sorg stond voor de Etstoel terecht, maar werd vrijgepleit.

Mr van Lier was eerst vanaf 1751 secretaris van de Drost, bekleedde van 1753 tot 1758 de functie van Gedeputeerde State en woonde toen te Annen, een dorp van ongeveer 300 inwoners. Van 1754 tot 1784 was hij lid van de Loffelijke Etstoel, het hoogste rechtscollege in Drente en behoorde dus tot de ~Edelmogende Heeren”. De functie van Gedeputeerde State of van Ontfanger-generaal belette niet, dat degene die daarmee bekleed was ook tevens Ette kon zijn, indien hij slechts bevoegd Eigenerfde was, een bevoegdheid die alle Etten moesten bezitten. Om als Eigenerfde te worden aangemerkt, werd niets anders vereischt, dan het bezit van een zekere waarde aan vaste goederen onder één karspel gelegen: hoewel v. L. dus van huis uit „vreemdeling” was, voldeed hij toch, na zijn vestiging te Annen, aan deze eisch, vermeld in de „Tegenwoordige Staat van Drenthe”.

Als Gedeputeerde State was hij met zijn drie collega’s onder leiding van de Drost belast met de behandeling der staatszaken en het geheele bestuur der finantiën en genoot als zoodanig duizend gulden per jaar. Als Ette kreeg hij voor elk der twee jaarlijks gehouden Lottingen slechts een bedrag van 75 gulden.

In 1758 werd Mr v. L. benoemd tot Ontfanger-Generaal, als opvolger van Warner Christiaen Carsten, die ~wegens sijn toenemende indispositie en verswakkende lighaems-constitutie” ontslag verkreeg met behoud van salaris.

In April 1758 verhuisde v. L. toen naar Assen, waar een ontveuigershuis aan de Brink achter de oude kloosterkerk disponibel was. ®) (Thans is dit perceel no. 7.) Voor dit huis moest hij aan zijn voorganger de som van ruim tienduizend gulden betalen, welk bedrag hem later door zijn opvolger zou worden vergoed.

Assen was destijds „een Vlek, in welk zich 500 inwooners bevinden, die eenig vee stallen en over 112 huisgezinnen verdeeld zijn, maar bestaande voor ’t overige uit amptenaren en dagloners. Behalve het overgebleven gedeelte van een Klooster staat in dit Vlek een aanzienlijk Huis, bij den Heer Drost in gebruik, alsmede de Wooningen van den Ontfanger-Generaal en van den eersten Klerk.”

Als ontvanger genoot v. L. een jaarwedde van twaalfhonderd gulden en aan emolumenten „tot schaevergoedinge en wijders nog eenige andere voor-

Jonge V. Ellemeet. B. M. de; N. D. V. A. 1924. blz. 183.

2) Hij woonde dus niet op ~Overcinger’, zooals Mej. Servatius onderstelde, (noot i, voorg.blz.),

2) Kuyk J. M.; v.; N. D. V. A. 1911. biz. 153.