in Heerlen, waarbij Thermen te voorschijn kwamen, die ons land tot dusver op eigen territoir niet kende. Verder was hij met succes werkzaam in de praehistorische vuursteenmijnen van Rijckholt.

De oorlog vernielde ten deele het dorp Valkenburg in Zuid-Holland en het was Van Giffen, die het onderzoek van de Romeinsche vesting daar ter hand nam en, ofschoon dit werk nog enkele jaren zal duren, reeds nu tot fraaie resultaten bracht.

Ook het buitenland zag hem graven: in Hongarije, Duitschland, Denemarken, lerland en Frankrijk werkte hij met groot succes.

Geen wonder dat ~dokter Van Giffen” van vele zijden eerbewijzen toevloeiden.

Het zou te ver voeren om hier alle onderscheidingen te vermelden, die hem werden toegekend.

Slechts zij hier opgesomd, dat Prof. Dr A. E. van Giffen buitengewoon hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Groningen sinds 1939 en sinds 1940 in gelijke functie mede verbonden aan de gemeentelijke universiteit te Amsterdam, Ridder is in de Orde van den Nederlandschen Leeuw en Chevalier de rOrdre National de la Légion d’Honneur. Voorts verwierf hij het lidmaatschap van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Voor zijn hierboven genoemd werk over de Hunebedden van Nederland en een werk over de bouwwijze der praehistorische individueele graven, gewerd hem de Wijnandts Francken prijs. Hooge wetenschappelijke onderscheidingen verkreeg hij uit alle ons omringende landen en zelfs tot vrmuit Joego-Slavië.

Zelden zal het Bestuur van het Provinciaal Museum van Oudheden en Geschiedkundige Voorwerpen in Drenthe een gelukkiger besluit hebben genomen, dan dat van den twaalfden December 1916, toen de band werd gelegd tusschen Dr Albert Egges van Giffen en de toentertijd nog weinig fraais biedende instelling in Assen.

Het Museum is gegroeid, bekend, neen beroemd, geworden en de wetenschap is gediend voor Nederland, in Nederland, maar bovenal ook in Drenthe, door een wetenschappelijk werker van den eersten rang, zoeker naar de waarheid, hoe die ook moge zijn.

Hier past een gelukwensch voor den jubilaris met de bede, dat het hem gegeven moge worden nog tal van jaren zijn werk met dezelfde, alle medewerkers electriseerende energie, voort te zetten in het belang van den Nederlandschen naam op het universeele terrein der wetenschap.

Hier past ook een gelukwensch aan het Museumbestuur, dat zijn zoo voortreffeUjken conservator telkens de mogelijkheden bood, die hij behoefde. Moge de zoo beproefde samenwerking nog vele jaren ongestoord voortduren. G. A. B.