De nimmer verflauwende werklust van onzen jubilaris heeft, zooals uit het hierboven geschrevene gereedelijk kan worden gelezen, geleid tot een kolossaal groot aantal onderzoekingen in Drenthe. Van de meeste dezer opgravingen is verslag uitgebracht in dit orgaan, eerst op ongeregelde tijdstippen, te beginnen in 1918, doch vanaf 1934 is dit een jaarlijksche publicatie geworden.

Alle trouwe lezers van den Almanak kennen deze verslagen en zeer velen zullen ongetwijfeld wel eens of meerdere malen een opgraving in uitvoering hebben gezien.

Namen, in Nederland buiten Drenthe bij het groote publiek niet of nauwelijks bekend, verkregen, dank zij zijn werkzaamheden, groote bekendheid in de internationale oudheidkundige wetenschap. Zeyen, Rhee, Zuidwolde, Den Hooi, Vledder, Drouwen, Diphoom, Sleen, Zweeloo, Looveen, Odoom, Weerdinge, Diever, Anloo en nog vele andere, het zijn op archaeologisch gebied bekend klinkende namen geworden, alle verbonden aan mooie opgravingen van Van Giffen.

Wellicht zou dit kunnen leiden tot de onjuiste veronderstelling, dat het opgravingswerk zich grootendeels tot Drenthe met naaste omgeving heeft beperkt.

Niets is minder waar: in nagenoeg alle hoeken van ons land heeft zijn opgravingskamp gestaan en bij objecten van den meest uiteenloopenden aard.

Ik noemde reeds het terponderzoek van Ezinge, beroemd is ook de drie-perioden grafheuvel van Harendermolen en het kringgrepurnenveld te Laudermarke, daarnaast werd in Groningen in overleg met de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg een belangrijk onderzoek verricht naar de overblijfselen van het destijds wijdvermaarde klooster Aduard en naar de resten van de gesloopte kerk te Friescheloo. Friesland zag hem bij Oosterwolde een kringgrepurnenveld ontgraven, in Gaasterland de juiste plaats bepalen van het vernielde Hunebed, de kloosterresten van Klaarkamp en Smalle Ee werden door hem onderzocht en bij Fochteloo werd het grondplan van een voorhistorische woning van tot dusver ongekende fraaiheid blootgelegd.

Noord-Brabant zag hem o.a. bij Best in een kringgrepurnenveld en bij Cuyck in een Romeinsche nederzetting. Der stad Utrecht ontworstelde hij de geheimen van haar Romeinsch verleden tot aan den voet van den Domtoren, belangrijke grafheuvels onderzocht hij in de gemeente Baam, respectievelijk op Groot Drakenstein en in het Roosterbosch bij Soestdijk.

In Gelderland onderzocht hij bij Bennekom en Garderen grafheuvels.

Overijssel zag hem bezig met de ontgraving van de resten van het Hunebed in Steenwijkerwold en voorts met het onderzoek van enkele tumuli in diezelfde omgeving en in de gemeente Holten.

In Limburg werkte hij aan een opgraving van een Romeinsche stad midden