188 (1939/VII 54) Gebarsten, reeds in de oudheid beschadigde, drieoorige, effenrandige, min of meer geschouderde urn, van geelgrijs aardewerk als No 186, doch plomper. Uit den rand ontbreekt een scherf, die, blijkens gaatjes aan weerzijden daarvan, in de oudheid reeds gekramd geweest is. Inhoud: gecalcineerde menschenbeenderen, bijpotje (54a), bronzen naald (54b) en bronzen spiraaltje (54c). Jongere bronstijd.

Herkomst als voren, doch gev. naast steengroepje onder tumulus 41 (, Vak C-2, 14.02).

189 (1939/VII 54a) Vieroorig bijpotje als No 185.

Herkomst als No 188 en daarin gev.

190 (1939/VII 54b) Bronzen naald met convex-conischen kop, boven met fraai, uitgespaard, vierspakig wielornament.

Herkomst als No 188 en daarin gev.

191 (1939/VII 54c) Klein, bronzen spiraalringetje; bronsdraad rechthoekig.

Herkomst als No 188 en daarin gev.

192 (1939/VII 55) Beschadigde, doch gerestaureerde, drieoorige urn als No 188, doch slanker en van plekkerig geel tot donkergrijs aardewerk. Inhoud: Scherven en bijpotje No 193. Jongere bronstijd.

Herkomst als voren, doch gev. naast No 188 (, Vak C-2, 14.22).

193 (1939/VII 55a) Effenrandige scherven van bijpotje, van dito vorm als No 149, doch kleiner en van geelgrijs, gesaust aardewerk.

Herkomst als voren No 192 en daarin gev.

194 (1939/VII 56) Drieoorige, effenrandige, bijna gave urn (één oor ontbreekt), van geelgrijs gesaust aardewerk, als No 188, doch afgerond. Inhoud: gecalcineerde menschenbeenderen en twee bijpotjes (Nos 195 en 196). Jongere bronstijd.

Herkomst en gev. als voren (, doch Vak C-2, 14.31)

195 (1939/VII 56a) Gaaf bijpotje als No 194, doch kleiner.

Herkomst als No 194 en daarin gev.