174 (1939/VII 44) Beschadigde, fleschvormige urn (rand ontbreekt); hals toegespitst, scherp afgezet; buik afgeknot-omgekeerd-eivormig, met drie groeflijnen tegen de halsbasis en één groeflijn om de buikwelving.
Herkomst en gev. als voren (, doch Vak E-6, 14.20).
175 (1939/VII 45) lets beschadigd, doch gerestaureerd, wijdmondig, komvormig potje met effenrandigen, bijna cylindrischen' scherp afgezetten hals en gedrongen-tolvormigen, met afwisselende schuine lijngroepen versierden buik (schouder) boven op den schouder afgezet met drie omloopende riggels.’ Aardewerk geel- tot donkergrijs, gesaust, dunwandig. Bodem een weinig hol. Inhoud ontbreekt. Hallstattperiode.
Herkomst als voren, doch gev, als grafgift (te zamen met 45 a-c) m een boomkist, in het hoofdgraf van tumulus 42 ( Vak C-1/2, 14.10).
176 (1939/VII 45a, b) Twee zandsteenen slijpsteentjes: trapezoïdaal (a), resp. prismatisch (b).
Herkomst en gev. als No 175 (, doch 14.20).
177 (1939/VII 45c) Bronzen baardtangetje met spatelvormige uiteinden.
Herkomst en gev. als No 175. (, doch 14.16).
178 (1939/VII 45d) Bronzen, tweesnijdend scheermesje met eigenaardigen, niet doorbroken, platten steel.
Herkomst en gev. als No 175 (, doch 14.18).
179 (1939/VII 45e) Vuursteensplintertje. Herkomst en gev. als No 175.
180 (1939/VII 46) Gave urn als No 142, doch iets slanker, van donkergrijs, gesaust aardewerk. Inhoud: gecalcineerde menschenbeenderen.
n «kringgrep (, Vak AJ-o, 14.Ü5).
181 (1939/VII 47) Crematie: gecalcineerde menschenbeenderen.
r 7 centrum kringgrep (, Vak ƒ f 14.10} •