38 (1939/XII 30) Beker als voren, doch grooter en met koordlijnen tusschen de vischgraatbanden.

Herkomst en gev. als voren, doch (met No 30) als losse vondst.

Tweeperioden-heuvel bij Gasteren, Gem. Anl o o, No 39—.40

39 (1939V11 lil) Grove, zonair versierde, blokvormige pot van geelachtig grijs, zacht gebakken aardevrerk. Versiering bestaande uit drie zigzaglijnen van sterk verbasterde wikkeldraad-indrukkels, gemaakt met door draad omwikkelde (gesteelde) spatel, gescheiden en boven afgezet door telkens drie omloopende dito lijnen. Rand niet verdikt, afgeschuind; bodem afgeplat. Typische bastaardvorm tusschen hunebedden- en klokbekervaatwerk. Neolithicum, bekertijd.

Resultaat van het systematisch onderzoek, onder leiding van den Conservator, van een tweeperioden-heuvel uit steen- en bronstijd, Ndl. van Gasteren, Gem. An 1 o o. Gev. in het hoofdgraf van den primairen heuvel (,Vak F—7, 9.55).

40 (1939/VII 112) Eenige scherven van soortgelijk grof (pot-) bekeraaardewerk als voren, doch met meer gedrongen wikkeldraadversiering. Neolithicum, bekertijd.

Herkomst als No 39, doch gev. in het heuvellichaam en op den zool bij het hoofdgraf.

Tumuli te Vries, Gem. Vries, Nos 41—41a (Zie Nos 44 en 72 75) 41 (1939/III33) Versierde effenrandige scherf met rij gaatjes onder den rand van groeten potbeker (~Lochrandbecher”). Neolithicum, bekertijd.

Resultaat van het systematisch onderzoek, onder leiding van den Conservator, van een tweeperioden-heuvel, tumulus 111, met steenkist en palissade, W. van Vries, Gem. Vries. Gev. in het heuvellichaam, in vergraven grond (,Vak G—B).

41a (1939/111 34) Scherven.

Herkomst en gev. als No 41.