Kringgrepurnenveld te Drouwen, Gem. Borger, Nes 30 (Zie Nos 37—38 en 87—117).

30 (1939/XII 30a) Zeer oorspronkelijke, vroege rhomboïdale strijdhamer met concaaf vóór- (= boven-) en achter- (= onder-) vlak, onregelmatigen top en vrijwel middelstandig steelgat, van groenachtig eruptief gesteente (amphiboliet). Snede iets naar achteren uitgetrokken. Neolithicum, bekertijd of later.

Gev. (met No 36) tijdens het systematisch onderzoek onder leiding van den Conservator als losse vondst, bij grondverbeteringswerk van een stuk bouwland van den Heer L. Dries te Drouwen, Gem. Borger.

31 (1939/XII 32) Sikkel van lichtgrijzen vuursteen. Neolithicum, steenkistentijd, per. zgn. Monte 1 i u s IV. Gev. als No 30, doch buiten het opgravingsterrein.

Neolithische grafheuvel Z.W. van Eext, Gem. Anl o o, No 32.

32 (1939/VII 113) Klopsteentje van kwartsiet. Neolithicum. Resultaat van het systematisch onderzoek, onder leiding van den conservator, van een neolithischen grafheuvel bij het „Hillig Meer”, Z.W. van Eext, Gem. Anl o o. Gev. in den heuvelzool (vak F-6, 16. 90).

Tumuli- en kringgrepurnenveld bij Gasteren, Gem. An 1 o o, Nos 33 en 34 (Zie Nos 118—254)

33 (1939/VII 64a) Driehoekige, geheel geretoucheerde pijlpunt van geelgrijzen vuursteen, met holle basis. Punt afgebroken. Neolithicum, steenkisten-of bekertijd, per. zgn. Montelius IV.

Resultaat van het systematisch onderzoek, onder leiding van den Conservator, van een tumuli- en kringgrepurnenveld, Zd.o. van Gasteren, Gem. An 1 o o. Gev. in of naast de bovenvulling van een kringgrep en boven een daardoor beschadigde urn (No. 204 ,Vak D—7, 14.11).

34 (1939/VII 114(a)) Eenige silices, artefacten en afslag, waaronder een typisch mesolithisch mikrolithisch pijlpuntje, dito nuclei.