zandgraverij Zdl. van Zuidlaren, W. van den weg Zuidlaren—Anloo, Gem. Zuidlaren.

24 (1939/IV 10a) Dunbladige, op doorsnede rechthoekig, breedtoppig, melkkleurig vuursteenen beiteltje. Neolithicum, per. zgn. Montelius 111/IV.

A. en gev. als No 23.

Tumuli I en II te Nijlande, Gem. Rolde, Nos. 25—29 (Zie Nos en 68—71)

25 (1939/111 16) Zware, iets asymmetrische, afgeknot-rhomboïdale, gespikkeld-licht-grijsgroene strijdhamer van kristallijn gesteente, amphiboliet met onvoltooid bovenstandig steelgat, top afgeplat, beschadigd. Neolithicum, bekertijd.

Resultaat van het systematisch onderzoek, onder leiding van den Conservator, van twee beschadigde, tegen elkaar gelegen, samengestelde tumuli te Nijlande, Gem. Rolde. Gev. door den landbouwer J. S . Jansen, bij het voorafgaand graafwerk, ter hoogte van den heuvelzool, ongeveer in het centrum van de buitenste palissade van tumulus II (Vak —5, ± 16.10).

26 (1939/111 19) Onderstuk van een tamelijk zware, vermoedelijk breedtoppige, geslepen bijl van kristallijn of eruptief gesteente, (amphiboliet). Neolithicum, per. zgn. Montelius 111.

Herkomst als voren, doch gev. in het hoofdgraf van den vloerheuvel van den tweeperioden-tumulus I (Vak G—ll, 15.40).

27 (1939/111 20) Vuursteenen mesje. Neolithicum, per. zgn. Montelius 111.

Herkomst en gev. als voren (,doch Vak G—lo, 15.40).

28 (1939/III21) Klein, geslepen, op doorsnede rechthoekig, sterk beschadigd, oorspronkelijk blijkbaar breedtoppig, vuursteenen beiteltje met afgebroken top. Neolithicum, per. zgn. Montelius 111.

Herkomst en gev. als voren (,Vak G—lo, 15.50). 29 (1939/111 22) Gecalcineerde menschenbeenderen.

Herkomst en gev. als voren (,Vak G—lo, 15.40).