den hemel. „O God, ik dank u, dat gij mij de overwinning gaaft. Ik streed, maar Gij gaaft de kracht.”

Een diepe slaap van vele dagen en nachten kwam over hem. Geen geluid wekte hem uit die slaap. Schuw keken de dieren uit het woud naar de plaats, waar hij sliep. Rustig ging zijn ademhaling. Verwonderd stond een slanke hinde te kijken naar het monster, waarvoor eens heel het woud sidderde, en dat nu geveld was. Dan tripte het verder, ieder gerucht vermijdend om den slaper niet te storen. En aan het einde van tien dagen ontwaakte Joris uit zijn diepe rust. Hij stond op om terug te keeren naar zijn stad. Nog was hij moede van de strijd, maar in zijn hartwas vrede en hij voelde zich vol van grote moed. Hij wierp een blik op zijn paard, dat zo lang zijn makker was geweest. Veel had hij verloren, maarde overwinning was behaald. En met moede voeten aanvaardde hij vol levenskracht de terugweg. Zonder rusten ging hij de thuisweg. Langzaam aan herkende hij de streek en de paden, waarlangs zijn voeten gingen. Inde poort gekomen en langs de straten gaande, herkende hem niemand. Maar toen hij met zijn gedeukte en gescheurde harnas het huis zijns vaders betrad, herkende deze den zoon. „Joris, ben je teruggekeerd? Wat heb je gedaan? Vanwaar kom je? Ik weet het, je was treurig om het offer, dat wij jaarlijks moesten brengen. Maar wees gerust. De draak is niet meer teruggekeerd tot de stad, zoals ieder jaar.” De zoon zag den vader ernstig aan. „De draak is gedood, vader. Ik doodde hem na lange strijd. God was mijn hulp.” De blijde tijding ging door heel de stad als een snel vuur, dat om zich heen grijpt. Zij konden het niet geloven. Zij trokken uit naar de plaats van de strijd. Zij vonden het monster,

dood. En vol vreugde keerden zij weer. De stad was vol van feestgeluid, vele dagen lang. Doch tevergeefs zocht men den jongen held, die dit grote geluk over hen bracht. Hij was heengegaan. Verder voerde hem zijn weg door de wereld. Want hij verstond, dat men moet strijden tot het einde. Strijden tegen al datgene, wat duister is en onrein. Hij wist met klare zekerheid: Het Leven is een strijd. En alleen hij, die volhardt tot het einde, zal Hem aanschouwen, die de kracht geeft tot die strijd. Pasen 1945. R. DIJKSTRA. y De viering van St. Jorisdag St. Jorisdag, de nationale en internationale padvindersdag, is op komst en wij zullen de eerste viering van deze dag sinds de bevrijding een bijzondere gebeurtenis doen worden in het leven van lederen padvinder individueel. Traditie-getrouw zullen alle leden van de Beweging de gehele dag de uniform dragen en daarop als nationaal probleem de tulp. leder zal bij gelegenheid van St. Jorisdag een extra goede daad doen, welke bijdraagt tot het geluk van anderen en een persoonlijk offer vraagt. In vele groepen en Districten zijn reeds lang plannen gemaakt voor een waardige herdenking van de dag. Hoewel er een zekere kracht uit gaat vaneen eenheid inde wijze van vieren en een gelijktijdig doen plaats hebben van de plechtigheden, zo is het toch om redenen van practische aard niet wenselijk hieromtrent bindende voorschriften te geven. De mogelijkheden zijn plaatselijk verschillend en er zal hier per Groep, daar per afdeling of District een programma voor de viering worden afgewerkt. Bij wijze van suggestie wordt hier-

7