„DE PADVINDSTER"

SEPTEMBER 1940

BEZOEKERS IN HET KAMP EN EEN ZELFGEMAAKT TOONEELSTUK

Wij kampeerden in Gorssel, voor de veiligheid dicht bij buis. Het was reuze leuk, maar er was één vervelend ding en dat was „De bezoekdag". Het kamp lag zoo dicht bij dat wij massa's ouders verwachtten. Maar het terreinwas erg moeilijk te vinden, zoodat we dachten en hoopten dat vele ouders zouden verdwalen. Dit is helaas niet gebeurd en de bezoekers stroomden. Bij het wakker worden voelden we allen dat er iets was. Oh ja! Het was de dag\ Het gewone gezellige kampleven begon. Gymnastiek, aankleeden, ontbijt en toen. .. . corvée. Al wilden we het voor elkaar niet weten, toch probeerde iedere ronde, de jßerken, de Larixen, de Dennen en de Eiken, zijn tent zoo aantrekkelijk mogelijk te maken. Wij hingen schoone theedoeken op het lijntje (die 's avonds dadelijk weer door vuile vervangen werden), en wij hingen een nieuwe closetrol op de lat. De pannen werden geschuurd, zoodat je je er in spiegelen kon.

Voor de tenten stonden wachten, zoodat niemand naar binnen kon gaan om z'n plunjezak overhoop te halen. Toen de staf om 10 uur floot voor inspectie was alles dan ook keurig in 0rde,.... behalve de Padvindsters zelf. Hun uniformen hadden de kleuren vaneen regenboog. Rood van de druipende biefstuk, die ze op een dag dat we kookten zonder pan en aten zonder bord, er op gemorst hadden. Oranje van de limonade, purper van de bessensap. Bij enkelen kon je er zelfs fijngewreven aardappels in zien zitten, De schoenen hadden hun natuurlijke kleur verloren. Maarde bezoekers moesten ons maar nemen zooals we waren. Na de vlaggeparade gingen we er overpraten hoe wede gasten zouden bezig houden. Want de bezoekers zijn altijd gauw uitgekeken aan de tenten en de keuken. De rondeleidster van de Berken had een tooneelstuk verzonnen, waar iedereen aan mee kon doen. Die niet mee deden, gingen leuke kaartjes met Welkom er op voor de bezoekers maken, De anderen gingen apart zitten en luisterden naar het tooneelstuk en de rolverdeeling. De schrijfster zocht voor zich zelf de rol van burgemeester uit. Na veel geschreeuw van „mag ik dat zijn" en „hè nee dat wil ik, enz." had ieder eindelijk een rol waarmee zij tevreden was. Het stuk heette HET PROBLEEM. Medespelers : de burgemeester een kroegbaas de dominee een boer met zijn vrouw een zenuwachtige juffrouw een koppige boer een baron 4 dienstmeisjes een politieagent 5 wijfjes een dokter 3 werkeloozén leder kreeg de opdracht zich zelf zoo goed mogelijk voor z'n rol aan te kleeden. De wonderlijkste costuums zag je. De wijfjes met dikke kussens opgevuld en opgestoken haar. Eén kwam met een prachtig knotje voor den dag.

De zenuwachtige juffrouw, juffertje van 't Sant genaamd, had een sleepend gewaad aan waarbij een vuurroode reisnecessaire als taschje hoorde. De burgemeester had een roode deken om en een keten van dekenspelden. De baron was in pyama en sprak geaffecteerd. De kroegbaas had een fantastisch dikke buik en keek aldoor met lodderigen oogjes in 't rond. En zoo had xader een aardig en zeer passend costuum aan. De generale repetitie ging goed. ledereen verzon onder leiding van ~de burgemeester" zelf maar hoe zij spelen en praten moest. Het eerste bedrijf deden we twee maal, en het flauw vallen van juffertje van 't Sant nog eens extra. Na het eten gingen we extra goed afwasschen en pannen schuren en chocolade koken, die de bezoekers later als fosco kregen, koekjes klaar zetten, bediensters hiervoor aanwijzen. En dit alles voor de bezoekers. Door het lawaai en gelach van de bezoekers, die klaar stonden om klokslag 3 naar binnen te vallen, werden we in ons dutje gestoord. We zeiden nog half slaperig tegen elkaar, dit zijn nu niet bepaald ideale bezoekers, -want onder ideale bezoekers verstaan wij, bezoekers die niet kómen, maar die wat lekkers laten brengen. Dit klinkt misschien niet prettig, maar we meenen het wel. We persten voor het plezier van de bezoekers een vriendelijke glimlach op ons gezicht en meteen werd er gefloten. We begonnen dadelijk de bezoekers fosco en koekjes te presenteeren. De bank, die wij voor het tooneelstuk noodig hadden, was al direct bezet, „Zullen we zeggen dat ze eraf moeten?” vroegen we elkaar een beetje angstig. Het bezoekuur was een kwartiertje aan de gang, toen de staf dacht dat nu het goede oogenblik voor het tooneelstuk was aangebroken. Al was de grond kurkdroog, van al die dagen mooi Weer, toch legden we voor de oudere bezoekers zitlappen neer. De burgemeester, klaar om te spelen, trad naar voren en zei; Geachte aanwezigen. Wij zullen voor u een stuk voordragen, genaamd: Het Probleem. „Het gaat om een groote verkeersweg, die in het dorp aangelegd moet worden. Ik hoop dat u zich zult amuseeren. Het doek gaat open. Ik heb gezegd. ■ ■Daarna verdween de burgemeester achter de denkbeeldige schermen.

In het eerste bedrijf ziet men hoe vier dikke wijfjes staan te schetteren over de suiker en brooddistributie. De een heeft „zat" brood maar ~veulste weinig suuker". Als ze zoo druk aan het schreeuwen zijn verschijnt er een vijfde wijfje op het tooneel die hun met veel lawaai toeschreeuwt: „Hei je 'l al eheurt? Daar kump hier warachies een wèg, dwars deur onze tuunkes hen!!!" De één zegt: „Ach ie lut oe maar altied was wies maoken".

D© Bai©akdag

15

We begonnen meteen te presenteeren.

Geachte aanwezigen.