SEPTEMBER 194Ó

„DE PADVINDSTER"

VOOR WATERPADVINDSTERS Watartipjas door KAP BESTEVAER

„Handlog kunnen bedienen; peilingen van boord naar den wal kunnen doen", luidt één van de eerste klas eischen. Twee belangrijke onderwerpen, waarvan we dit keer alleen het eerste zullen behandelen, aangevuld met eenige andere methoden. Om de snelheid door het water vaneen schip te bepalen, kunnen we gebruik maken van verschillende middelen, o.a. vaneen handlog of een patentlog. Ook kunnen wede snelheid bepalen door gissen. De handlog bestaat uiteen logschuitje, waaraan een lijn is

bevestigd, welke om een goed draaiende rol gewonden is. Het logschuitje is een driehoekig plankje met twee rechte kanten en één gebogen kant. In iedere hoek van het plankje bevindt zich een gaatje, waardoor touwtjes gestoken zijn, die aan de achterkant van het plankje ineen knoopje eindigen. Het touw, dat de twee uiteinden van de boogkant verbindt, de z.g. hanepoot, loopt dooreen houten pennetje, dat ineen houten kokertje gestoken kan worden. Het kokertje is door middel vaneen bindsel aan de loglijn bevestigd. Wanneer het pennetje in het kokertje zit, moeten alle drie touwtjes, welke naar de drie uiteinden van het plankje loopen, even lang zijn. Het logschuitje moet aan de boogkant met lood bezwaard worden, zoodat het recht op gaat staan, zoodra het in het water geworpen is. Bij het loggen gaan we achter op het schip staan, steken eerst het pennetje in het kokertje en werpen daarna het logschuitje buiten boord. De loarol wordt inde hand gehouden,

logroi worai in ae nanu geuuuuen, zoodat de lijn zonder haken af kan loopen. Er moet eerst een flinke lengte touw uitgevierd worden, daar het plankje buiten de invloed van het kielzog van het schip moet komen. Dit gedeelte van de loglijn wordt de voorloop genoemd; bij kleine zeilschepen is hiervoor 7 meter lengte voldoende. Op de plaats waar de voorloop eindigt, steken we door de kardèelen van de loglijn een stevig stukje'doek, dat duidelijk zichtbaar moet zijn, wanneer het door de handen gaat. Na het afloopen van de voorloop, wordt door degene die de loglijn laat vieren „torn" geroepen en tegelijkertijd wordt dooreen tweede persoon het logglas, een zandloopertje, omgekeerd, wat 15 sec. noodig heeft om leeg te loopen. Bij gebrek aan een logglas kunnen we een horloge met secondenwijzer raadplegen. Na 15 sec. wordt „stop" geroepen, waarna de loglijn niet verder mag loopen. Hoe grooter de snelheid, hoe meer is de loglijn uitgeloopen. Met behulp van de volgende berekening kunnen wede snelheid precies bepalen. Legt het schip 1 zeemijl of 1852 meter ineen uur af, dan legt het dus in 15 sec. of lU min. af 1852/60 X 4 m = ongeveer 7.7 meter. Vandaar dat de loglijn vanaf het eind van de voorloop om de 7,7 m gemerkt is met stukjes touw, die tusschen de kardeelen gestoken zijn. Bovendien worden op deze plaatsen knoopen in het touw gelegd, zoodat dus bij een snelheid van 1 mijl per uur, in 15 sec. één knoop (afstand 7,7 m) afgeloopen zal zijn. Ons werk is dus nu het aantal knoopen te tellen, dat per 15 sec. door onze hand gaat. Vandaar de uitdrukking, het schip loopt een bepaald aantal „knoopen", wat gelijk is aan hetzeflde aantal zeemijlen per uur. Bij het binnenhalen van het logschuitje, geeft men een ruk aan de loglijn, het pennetje schiet uit het kokertje, het plankje komt hierdoor plat op het water te liggen, zoodat het gemakkelijk in te halen is. Loopt ons schip weinig vaart, dan is de snelheid beter te bepalen door in plaats van 15 sec., de loglijn 30 sec. af te laten

loopen. Er loopt in dit geval dus tweemaal zooveel lengte loglijn uit; indien we nu 4 knoopen zouden tellen, loopt het schip niet 4 zeemijlen maarde helft hiervan is 2 mijlen. Is de vaart vaneen schip zeer gering, dan kunnen wede snelheid bepalen door gissen. Op het schip zet men langs het boord voor en achter twee merken af. Vanaf het voorschip wordt nu een stukje hout of ander drijvend voorwerp buiten boord geworpen. Op het moment, dat het houtje dwars van het voorste merk drijft wordt „ja" geroepen en neemt de persoon, die bij U morlz ctaat (ip tüd OD.

het achterste merk staat de tijd op. Deze laatste neemt opnieuw tijd op wanneer het houtje dwars van het achterste merk is. De afstand tusschen dé beide merken wordt nu gemeten, de tijd is bekend, zoodat het gemakkelijk uitte rekenen is, welke snelheid het schip bereikt. Zorg ervoor, dat 't houtje niet vlak langs het schip drijft daar de snelheid dan niet nauwkeurig is op te meten door het meestroomende water. Tegenwoordig wordt de handlog weinig meer gebruikt, daar deze methode niet geheel voldoet. Algemeen wordt de patentlog gebruikt, een van schroefbladen voorziene cylinder, die aan een lange sleeplijn achter het schip bevestigd is en door de vaart van het schip in het water ronddraait. Hoe grooter de snelheid van het schip, des temeer omwentelingen zullen gemaakt worden, die door de sleeplijn op een klokje met raderwerk, wijzer en wijzerplaat, het z.g. logklokje wordt overgebracht. Het klokje is achter op het schip aangebracht en wijst het aantal afgelegde

zeemijlen aan. Men leest op twee verschillende tijdstippen het klokje af, waardoor de afgelegde afstand gevonden wordt. Tijd is ook bekend, zoodat de vaart van het schip te bepalen is. Met een patentlog nemen we dus de afgelegde weg van het schip op, daarentegen met een handlog de snelheid. Een bezwaar bij groote schepen is dat een persoon zich geregeld naar het achterdek moet begeven, om het logklokje af te lezen. Dit is niet noodig, wanneer de aanwijzing van het logklokje langs electrische weg wordt overgebracht naar een aanwijzer op de brug of inde kaartenkamer. Tegenwoordig worden ook snelheidsmeters gebruikt, welke niet achter het schip gesleept behoeven te worden, Bij geringe snelheid namelijk zou de patentlog te diep kunnen zinken, zoodat de log over de bodem gesleept zou worden. Dit wordt geheel opgelost dooreen methode, waarbij de omwentelingen vaneen schroef aan een stang, onder het schip langs electrische weg op een wijzerplaat overgebracht worden. Tot slot de waterdruklog, waarbij de druk van het langsstroomende water benut wordt om de snelheid te bepalen. Hoe grooter de snelheid is, des temeer zal de waterdruk toenemen. Hierbij steekt een gesloten buis, aan de voorzijde vaneen opening voorzien onder water uit. Deze waterdruk inde buis wordt overgebracht op een wijzerplaat via een membraan of veerende plaats, dus ongeveer als bij een barometer de luchtdruk wordt geregistreerd. Daar het bepalen van de snelheid vaneen schip één der noodzakelijkheden is van de plaatsbepaling op zee, is het dienstig op te merken, dat door de bovenstaande methoden slechts de snelheid door het water wordt gemeten. Eventueele stroominvloeden dienen dus nog te worden bijgeteld of afgetrokken, alvorens wij kunnen berekenen hoeveel mijlen we „over de grond" (dus ten opzichte van de aardbodem) van plaats zijn. veranderd.

10