deze vóór het verstrijken daarvan door een verklaring ten overstaan van den betrokken Districts-Commissaris afziet van zijn aanspraken om het perceel in huur te bekomen.
Art. 5.
1. De gebruikers of huurders mogen hun grond niet aan een ander verhuren of afstaan dan met toestemming van den betrokken Districts-Commissaris. Wordt de toestemming verleend, dan gaat eventueel de aanspraak op de vrijstelling van de betaling van grondrechten voor den overigen duur van den termijn, waarvoor deze is toegestaan, op den volgenden gebruiker over.
2. Gronden, welke door voorgaande gebruikers of huurders zijn bearbeid, doch waarop de stand der cultivatie niet geëvenredigd is aan den tijd, waarvoor reeds vrijstelling van de betaling van grondrechten is genoten, kunnen in gebruik met genot van die vrijstelling worden overgedragen of opnieuw uitgegeven voor een tijdruimte die zooveel korter dan vijf jaren wordt gesteld, als met den stand der cultivatie overeenkomstig.
Art. 6.
1. Wanneer van reeds geheel of gedeeltelijk in cultuur gebrachten grond de stand der cultivatie daartoe aanleiding geeft, kan bij uitgifte in gebruik of huur van den gebruiker of huurder een extra vergoeding gevorderd worden voor het genot van de beplanting, die zich op of in den grond bevindt. Het bedrag dier vergoeding, alsmede de wijze en de tijd der betaling worden bepaald door den commissaris van het district, waarin de gronden zijn gelegen.
2. Na aanzuivering van de aan den Lande verschuldigde gelden zal een batig saldo van de in het vorig lid bedoelde extra vergoeding aan den vorigen gebruiker of huurder worden uitgekeerd.
Art. 7.
1. De aanvrage om gronden, bedoeld in dit besluit, in ge-