Hetzelfde geldt ten aanzien van het wettig of gewettigd kind. indien de moeder, weduwe geworden, in een ander land was genaturaliseerd en ten aanzien van het natuurlijk kind, alléén door zijne moeder, die in een ander land werd genaturaliseerd, erkend.

Artikel 11.

Eenmaal 's jaars doet de Minister van Justitie van de kennisgevingen, volgens deze wet in liet buitenland gedaan, aankondiging in de Staatscourant.

Artikel 12.

Allen, die den staat van Nederlander niet bezitten of niet uit anderen hoofde Nederlandsche onderdanen zijn, zijn vreemdelingen.

Artikel 13.

Ingezetenen van het Rijk zijn zij, die hunne woonplaats in het Rijk hebben en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk, Nederlandsch-Indië, Suriname of Cuiacao gehad hebben.

Artikel 14.

Het Rijksingezetenschap houdt op door vestiging der woonplaats buiten het Rijk.

Artikel 15.

Een minderjarige in den zin der Nederlandsche wet, wiens vader of voogd Rijksingezetene is, wordt als zoodanig aangemerkt.

Meerderjarig geworden, behoudt hij de hoedanigheid van Rijksingezetene, indien hij zijne woonplaats in het Rijk vestigt.

Artikel 16.

De bepalingen van ingezetenschap, in bijzondere wetten voorkomende, gelden alleen voor zooveel betreft de onderwerpen, in die wetten behandeld.

Overgangsbepaling.

Met uitzondering van hen, die in Nederlandsch-Indië ingevolge de wet van 2 September 1854 (Staatsblad n°. 129) als inlanders en met dezen gelijkgestelden worden beschouwd, zijn