naturalisatie van het bewijs, dat hij den staat van Nederlander heeft bezeten.
De bepaling van het eerste lid is niet van toepassing op hem, die reeds eenmaal krachtens die bepaling kosteloos is genaturaliseerd, noch op hem, die na het verlies van het Nederlanderschap eenige daad heeft verricht, waardoor hij, Nederlander zijnde, het Nederlanderschap zoude hebben verloren.
Artikel 4.
Naturalisatie kan ook om redenen van staatsbelang worden verleend. Daarbij is artikel 3 niet van toepassing.
De wet, waarbij zij verleend wordt, regelt in ieder bijzonder geval de voorwaarden, aan die naturalisatie verbonden.
Artikel 5.
De vrouw volgt staande huwelijk den staat van haren man, behoudens dat de vrouw van een Nederlander, die in een ander land genaturaliseerd wordt, en de Nederlandsche vrouw, die met een vreemdeling huwt, den staat van Nederlander zelfstandig zullen bezitten, indien zij — gene door de naturalisatie van haren man, deze bij het aangaan van het huwelijk — eene vreemde nationaliteit niet deelachtig worden noch kunnen worden.
De vrouw, die naar het eerste lid van dit artikel den staat van Nederlander zelfstandig is komen te bezitten, volgt staande huwelijk den staat van haren man, zoodra beide van éénzelfde nationaliteit zijn.
Een verzoek om naturalisatie kan niet door eene gehuwde vrouw worden gedaan.
De naturalisatie, verleend aan den man, strekt zich van rechtswege uit tot zijne vrouw.
Na ontbinding des huwelijks geldt artikel 8 of artikel 9.
Artikel 6.
Het wettig of gewettigd kind van een als Nederlander genaturaliseerden vader, vóór diens naturalisatie geboren, gelijk mede het door zijn als Nederlander genaturaliseerden vader erkend natuurlijk kind, vóór diens naturalisatie geboren, wordt als mede-genaturaliseerd beschouwd, en behoudt den staat van Nederlander totdat het, meerderjarig geworden in den zin der Nederlandsche wet, mits binnen het jaar daarna, aan den burgemeester zijner laatste woonplaats in het Eijk of aan den voor het ressort zijner laatste woonplaats in Nederlandsch-Indic,