STAATSBLAD
VAN HET
KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.
houdende machtiging tot uitgifte van schatkistbiljetten en schatkistpromessen, volgens de icet van 4 April 1870 (Staatsblad n°. 62), laatstelijk gewijzigd bij die van 15 Juli 1912 (Staatsblad n°. 240) en de wet van 5 December 1881 (Staatsblad n°. 185).
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Overwegende dat het wenschelijk is maatregelen te treffen ten einde 's Rijks kas tijdelijk te kunnen versterken;
Gelet op de wet van 15 December 1917 (Staatsblad n°. 714) tot aanwijzing van de middelen ter goedmaking van de uitgaven, begrepen in de Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1918;
Gezien artikel 1, litt. b, 2 en 4 der wet van 4 April 1870 (Staatsblad n°. 62), laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 Juli 1912 (Staatsblad n°. 240) en de artikelen 3 en 6 der wet van 5 December 1881 (Staatsblad n°. 185);
Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van den 12den Juli 1918, n°. 97, (Generale Thesaurie);
Hebben goedgevonden en verstaan:
te bepalen:
Onze Minister van Financiön wordt gemachtigd tot de uitgifte van schatkistbiljetten en schatkistpromessen tot een gezamenlijk bedrag van vijftig millioen gulden (f 50 000 000).
De rente der ingevolge het vorige artikel uit te geven schatkistbiljetten wordt, zoolang daaromtrent niet anders is beschikt, bepaald op vier en een half ten honderd in het jaar.
(N*. 450.) BESLUIT van den 13den ■Juli 1918,
Artikel 1.
Artikel 2.