STAATSBLAD

van

HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

ÖN°. 84.) WET van den igsten December 1849, tot vaststelling van het zevende hoofdstuk der staaisbegrooting voor den jccre i85o.

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassaü , Groot-Hïrtog van Luxemburg , enz. , enz, , enz.

Allen, die deze zullen zien, of hooren lezen, salut! doen te weten :

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat, volgens artt. ng en 120 der Grondwet, de algemeene begrooting jaarlijks moet worden vastgesteld;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Art. ï.

Het Vilde hoofdstuk der begrooting van de staats-uitgaven voor het jaar i85o, betreffende het Departement voor de Zaken der Roomsch-Katholijke Eeredienst, wordt vastgesteld als volgt: