\ an 80 tot '88 was Benima een trouw comparant in onze wedstrijden, en tot en met '86 tevens een vast nummer voor een der prijzen.

Niet minder dan 2 eerste, 1 tweede en 4 derde prijzen wist hij te behalen Nog in den wedstrijd te Rotterdam — in 1888 — wist hij tegen D. en A. van Foreest en Loman remise te maken.

Hij behoorde echter niet meer tot de prijswinners.

\ an de anderen was de oude heer van 't Kruys de eerste die heenging (1885). 1 het Jaarboekje van 1885 leest men het volgende over zijn beteekenis als schaakspeler: „Tot inleiding strekke een woord aan den ontslapen kampioen Maarten van t Kruys, den zeer bekenden Amsterdamschen Schaakspeler die vooral wegens zijn krachtig pionnenspel, zoowel in als buiten ons land terecht gewaardeerd werd. Zijn spelopening (1. e3 2. c4) wordt ook in de Standaardwerken naar zijn naam genoemd. Toen onze Schaakbond in het jaar 1873 opgericht werd, was van 't Kruys reeds een bejaard man, en daarom viel hem waarschijnlijk het reizen naar onze slagvelden te moeilijk. Kwamen wij echter in de hoofdstad bijeen, dan was hij altijd aanwezig. In 1878, de eenige maal dat hij zich aan den kampstrijd met de jongeren waagde, waren zijn oude krachten toereikend. Hij behaalde den eersten prijs! — Toen hij in de .racht zijn s levens was, stond hij tegenover de grootste meesters van zijn tijd. Hij verdient dus ten volle, dat wij zijn nagedachtenis in eere houden.

Zijn stadgenoot A. de Lelie, de sterkste speler destijds van het „Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap" (totdat Jhr. D. van Foreest hem kwam vervangen (omstreeks 1883)) was veel jonger, zoo tusschen de 40 en 50 Van hem getuigt Jhr. van Foreest: „Fijner eindspelspeler dan de Lelie heb ik in ons land ntet gekend." Jammer, dat deze speler zich reeds in 1883 voor goed terugtrok uit het openbare schaakleven. In December 1898, toen men zijn doodsbericht vernam, was hij door velen vergeten.

Niet aldus de Gouwenaar C. Messemaker, die in dit tijdperk zeer geregeld en zelden zonder succès in onze Bondswedstrijden meekampte.

Tot 188r> behoorde hij geregeld tot de prijswinners. O. a. won hij 2 eerste 3 tweede en 3 derde prijzen. Geboren in den jare 1821, telde hij dus reeds' ,t0en r1' V°°r het eerst aan de Bondswedstrijden (te 's-Gravenhage 1877) deelnam. In 1890 - op 69-jarigen leeftijd _ nam hij afscheid van onze wedstrijden. De vermoeienis en de inspanning werden hem te groot, hoewel zijn kijk op het spel nog niet veel verminderd was. Den 17en November 1905 ontsliep hij in den leeftijd van 84 jaar.

Mr. J. D. Tresling wijdde hem in 1906 een „In Memoriam", dat hier nogmaals moge volgen:

• Hft ^edC!lt van het overliiden van den heer C. Messemaker, voorkomend in de October-aflevering van dit tijdschrift, brengt mij den eenigen keer, dat ik hem mocht ontmoeten, in herinnering: Het was in 1887 te Amsterdam, bij gelegenheid van den jaarlijkschen wedstrijd van den Ned. Schaakbond. Daar was het, dat hij de eer der oude garde met Pinedo, Kothe en Benima nog eens weer kwam verdedigen.

Nu was het voor mij, die toen voor het eerst aan een wedstrijd deelnam, interessant de dragers van zoovele klinkende schaaknamen te ontmoeten, maar het meest belangwekkend was voor mij toch de oude Messemaker. Het was zoo ongeveer als de indruk, dien Steinitz in 1895 te Hastings blijkens het ver-

van Van Lennep van dien wedstrijd op dezen maakte. Steinitz vertegenwoordigde een heel stuk wereld-schaakgeschiedenis: Messemaker was voor mij de incarnatie van het Nederlandsche schaakverleden. Toen ik mij tegenover hem voor het bord plaatste voelde ik me dan ook wel een beetje brutaal