PARTIJEN.

Inleiding.

Toen mij de vereerende maar niet te onderschatten taak opgelegd werd — een taak, die ik overigens gaarne aanvaardde — om een keurverzameling bijeen te garen van het beste wat gedurende het 40-jarig bestaan van den Bond op gebied van partijspel voortgebracht was, stond het reeds bij mij vast. dat de daaraan verbonden arbeid zonder de hulp van de betrokkenen, die op het gebied der 64-velden iets bijzonders voortgebracht hadden, een te zware zou worden.

Ik had echter een groot vertrouwen in twee bondgenooten: de hulpvaardigheidszin en het tikje ijdelheid, dat elk menschenkind in zijn binnenste een behoorlijke ruimte afstaat.

Dat vertrouwen is, helaas ! geweldig geschokt.

In een aan ruim 70 rustende en practiseerende schakers gezonden „typsel" richtte ik het verzoek, mij van dienst te willen zijn met een tweetal hunner best gespeelde partijen, af te staan van korte noten voorzien en opgesteld volgens de in ons orgaan gevolgde opstelling en notatie. Echter de vlieger ging niet op. Slechts een tiental schakers gaven aan mijn verzoek gehoor, die ik te dezer plaatse gaarne dank zeg. Aangezien de tijd mij ontbrak om van elk speler de mooiste partij(en) te gaan opsporen, vervolgens annoteeren enz., enz., heb ik het plan moeten laten varen en een ander opgevat, namelijk dit: het ontwerpen van een retrospectief beeld van de ontwikkeling van het schaakspel in Nederland gedurende het 40-jarig bestaan van den Bond.

In welke mate de Bond met zijn wedstrijdwezen het schaakpeil in ons land heeft helpen verhoogen, laat zich gemakkelijk indenken.

De hierachter volgende chronologisch gerangschikte reeks partijen, bijna uitsluitend afkomstig en overgedrukt uit de Jaarboekjes en het Tijdschrift van den Bond, geven naar ik hoop een duidelijk beeld van den gestadigen vooruitgang der speelkracht in den loop der jaren.

Door een indeeling in vier tijdperken heb ik gemeend het beeld van den ontwikkelingsgang van ons spel in ons vaderland gedurende het 40-jarig bestaan van den Bond beter tot zijn recht te hebben doen komen.

TIJDPERK 1873-1886.

Ten tijde van de oprichting van den Bond werd ons spel hier te lande bijna uitsluitend beoefend door een betrekkelijk klein aantal heeren, voor een zeer groot deel reeds van middelbaren leeftijd.

Ik had dit tijdperk eigenlijk willen betitelen als dat van „de Hegemonie der Nestors", want zoowel M. van 't Kruys en A. de Lelie, als wel C. E. A. Dupré, C. Messemaker, L. Benima of H. W. B. Gifford, die destijds met hun zessen over de 250 jaar telden, vindt men af en toe in periodiek of rubriek als Nestor van de Nederlandsche Schaakspelers genoemd, naar gelang respectievelijk een Amsterdammer, Rotterdammer, Gouwenaar, ,,Greuninger" of Hagenaar aan het woord was.

Van deze zes spelers, die in hunne omgeving den schaakscepter zwaaiden en in hoog aanzien waren, vertoeft nog slechts één in ons midden. Dat is de jongste van het zestal, de nu ruim 75-jarige L. Benima ').

i) De oude heer is nog enthousiast en speelt nog waar hij kan zijn Schotsehe partij of gambiet of zijn Spaansche partij a la Steinitz. Het is niet eens zoo lang geleden (2 jaar) dat hij zich nog verstoutte een simultaanséance te geven (in de „Bisschop1' te Amsterdam). En gisteren (14 Juli) „knokte' de levenslustige „Greuninger'' nog een „vluggertje'' met den vertegenwoordiger der „meest moderne school", den heer Speyer te Amsterdam.