L
gaan om een wedstrijd uit te schrijven om het kampioenschap van ons land; na de verbroedering, welke in het jaar 1909 een einde maakte aan de bekende moeilijke jaren na 1905, werd dit denkbeeld met kracht opgevat. Vooral het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap liet zich in dezen niet onbetuigd en op zijn initiatief besloot het bestuur nog in den zomer van 1909 om het kampioenschap een kamp te Leiden te houden tusschen de erkend sterkste spelers van ons land. De vraag, hoe dit kampioenschap zou heeten — dat van Nederland of dat van den Nederlandschen Schaakbond — bracht nog al eenige moeilijkheden. Het bestuur pleegde overleg met eenige clubs en gevolg daarvan was, dat aan een kampioenschap van Nederland de voorkeur werd gegeven.
Uitgenoodigd tot het deelnemen aan dezen eersten wedstrijd werden de heeren Dr. J. F. S. Esser, Jhr. A. E. van Foreest, J. W. te Kolsté, B. Leussen, Dr. A. G. Olland, A. Speyer en R. J. Loman, van welke slechts de heeren van Foreest en te Kolsté bedankten.
^ De uitslag was dat de heeren Dr. A. G. Olland en A. Speyer even hoog uitkwamen, den eersten en tweeden prijs deelden, maar dat zij een match moesten spelen, wie van hen houder van den kampioenstitel zou zijn.
Daar kwamen opnieuw moeilijkheden los bij het arrangeeren van dezen tweekamp en trots alle moeiten door het Bondsbestuur aangewend beide candidaten tegelijk te bevredigen, het mocht niet baten, zoodat ten slotte het Bondsbestuur genoodzaakt was daarvan in het December-nummer 1909 (bl. 271) mededeeling te doen onder toevoeging dat aan verder onderhandelen het Bestuur de pas was afgesneden, omdat de heer Speyer het lidmaatschap van den Ned Schaakbond had opgezegd.
Begrijpelijkerwijze eischte nu de heer Dr. A. G. Olland den kampioenstitel op, welke hem dan ook door het Bestuur werd verleend. Zie bl. 4 Jaargang 1910.
Het liet zich wel aanzien, dat de houder van den kampioenstitel vrij spoedig zou worden uitgedaagd en in een match zijn verkregen recht zou trachten te handhaven. Ook het Bestuur zag in een tweekamp van beproefde sterke spelers een feit dat van groot belang voor het schaakspelende Nederland kon zijn.
Toen dan ook de heer Dr. J. F. S. Esser een verzoekschrift tot het Bestuur richtte tot den strijd te worden toegelaten trachtte het met de beide Heeren eene billijke overeenstemming te treffen omtrent de nadere regeling Helaas ook deze poging mocht niet baten en daar de heer Olland in een schrijven aan het Bestuur mededeeling deed dat hij afstand deed van zijne rechten op den titel, was het Bestuur wel gedwongen het volgende ter kennisse van de leden te brengen (Zie bl. 277 jg. 1910):
Match om het Kampioenschap.
Het Bestuur van den N. S. B. deelt mede, dat de pogingen om tot een match tusschen de heeren Olland en Esser te komen (vgl. Juli-nummer bl. 150) zijn
Ïqnïhl Aaf*bepalingen van den Kampioenwedstrijd (Zie Tijdschrift jg. 1909 bl. 149) gaat de titel „Kampioen voor Nederland" hiermede tot 1912 verloren.
erst in Augustus 1912 werd te Delft na de algemeene vergadering de tweede kampioenswedstrijd gehouden, waaraan deelnamen de heeren R. J. Loman H. Gouwentak, J W. te Kolsté, J. Vijzelaar, Dr. J. C. Reeders, B. J. van' Trotsenburg, Dr. J. F. S. Esser en H. Baudet.
',s'%Rmi,U'n'a"'°' K"n"'oen""" Ncderl"nd werd
zü^.e^Sw.700; itiSir"""'"eeni6szins ■,wiike"<ie ™'»|9<»
En thans, aan den vooravond van het tournooi te Scheveningen, hebben wij een nieuwen kampioen en wel Dr. J. F. S. Esser. Uit den door hem van
iinna, , u» met Loman gevoerden strijd, trad hij als over¬
winnaar te voorschijn.