Twee bladz. verder heet het:

„De ondergeteekende Commissie, namens haar Genootschap, wendt zich thans tot alle Schaakgenootschappen en tot alle schaakspelers, die geen leden van eenig Genootschap zijn in Nederland met de dringende uitnoodiging om, de eersten door hunne afgevaardigden, de tweeden persoonlijk, met hunne tegenwoordigheid te vereeren een bijeenkomst tot bespreking en kan het zijn tot bepaling van het vestigen van een Schaakbond in Nederland, te houden in het lokaal „de Vereeniging" te 's-Gravenhage op Vrijdag 23 Mei 1873 des namiddags ten 1 ure."

Het slot van het artikel wordt gevormd door een Proeve van een Reglement \oor den Aederlandschen Schaakbond. Terloops zij hier opgemerkt, dat men bij vergelijking van deze Proeve met het tot het jaar 1893 vigeerende Reglement geen noemenswaardige verschillen ontdekt.

Op blz. 137 van denzelfden jaargang van Sissa lezen wij : De Nederlandsche Schaakbond is op 23 Mei jl. aanvankelijk van een aantal van bijna 100 leden waaronder 2 dames, geconstitueerd. Tot Bureau werd door de Vergadering benoemd : de heeren Mr. F. Baron van Hogendorp, Voorzitter, A. de Lelie Onder-Voorzitter, Mr. B. van der Haak, Secretaris, W. Kamphuizen, Penningmeester.

Het aldus gevormde Bureau roept alle vereerders en beoefenaars van het Schaakspel op, om tot den Bond toe te treden, enz.

Beschermheer. Op de eerste Algemeene Vergadering werd op voorstel van den \ oorzitter allereerst aan Z. K. H. den Prins van Oranje het Beschermheerschap van den Bond aangeboden. Volgens de notulen „kwam nog staande de Vergadering eene missive in van Z. K. H„ waarbij deze, reeds door het Bestuur gepolst, zich bereid verklaarde zoodanige benoeming aan te nemen." De Prins bleef Beschermheer tot zijn dood in 1879 en werd in het Jaarboekje van dat jaar met de volgende woorden herdacht:

De Nederlandsche Schaakbond verloor dit jaar zijnen Beschermheer De Prins van Oranje was, volgens de verklaring van Blackburne, een stout en snel beraden schaakspeler. Tijdens diens verblijf in den Haag woonde de Prins het grootste gedeelte zijner seance als blind-schaker bij en gaf aan het toenmalig Bonds-bestuur en eenige andere Schakers eene soirée, waarop de heer Blackburne zoo blind als open speelde; het laatst ook met den Gastheer. Ofschoon de 1 rins belang stelde in het Schaakspel en in den Bond, had Z. K. H. weinig of geene gelegenheid het laatste meer opzettelijk te toonen.

Eereleden. In de algemeene vergadering van 15 December 1895 werd op een van den heer H. Gouwentak uitgegaan voorstel, dat door het toenmalige bestuur werd overgenomen, de aftredende secretaris, de heer N. W. van Lennep, tot eerelid van den Nederlandschen Schaakbond benoemd. Helaas niet lang heeft Van Lennep de hoogste onderscheiding, die de Bond hem geven kon, overleefd; den 29sten September 1897 werden wij opgeschrikt door de tijding van zijn plotseling verscheiden. Wat hij voor den Bond is geweest, is door den heer den Hertog geschetst op bladzijde 201 van den jaargang 1897. Onvergetelijk zullen blijven de herinneringen, die Van Lennep heeft gegeven van het tournooi te Hastings in 1895: geestiger schaaklitteratuur is er in ons land wel nimmer verschenen.

Ons tweede eerelid, de heer J. F. Heemskerk, werd op voorstel van het bestuur in de algemeene vergadering van 7 Augustus te Amsterdam benoemd. Zijn naam blijft verbonden aan de dagen, toen ons tijdschrift, na zijn ontstaan, ingang in de schaakwereld moest vinden en veel heeft de heer Heemskerk daartoe bijgedragen.

Organen van den Bond. Krachtens een op de eerste algemeene vergadering van 23 Mei 1873 genomen besluit, zou de Bond een „Jaarboekje" uitgeven,