17. a4 x b5 aö y b5

18. D dl — b3f c5 — c4

19. D b3 x b5 D b7 x b5

20. P c3 x b5 L f8 — b4+

21. Kei —e2 h7 — h6

22. L f4 — d6 Pf6 —d5?

23. L d6 x b4 P d5 x b4

24. c7 — c8D

Zwart geeft op.

G. C. A. O.

\ No. 1203. Barmen.

Wit: D. Janowski. Zwart: S. Alapin.

Geweigerd Dameganibiet.

1. d2 — d4 d7 — d5

2. c2 — c4 e7 — e6

3. P bl - c3 L f8 — el

Alapin heeft vele raaien beproefd de bekende verdedigingen van het damegambiet met een goede te vermeerderen, 't Eerst kwam hij met 3.... b6, met de bedoeling Pg8 eerst te ontwikkelen wanneer e3 gespeeld was. Krause weerlegde dezen zet

aldus: 3 b6 4. Pf3 ! Lb7 5. cd5 : ed5 :

6. , e4 ! de4: 7. Pe5 Ld6 8. Lc4 Dd4 9. Ld5!! — Eene tweede poging was 3. ... Pf6 4. Lg5 Le7 5. Pf3 Pe4, waarvan bet foutieve werd aangetoond in de partij Tarrasch—Alapin en Tarrasch—Leonhardt beide te Ostende gespeeld). Later beproefde

Alapin het met 3 Pf6 4. Lg5 Le7

5. Pf3 h6 6. Lh4 g5 7. Lg3 Pe4 8. e3 h5. l)eze verdediging werd door Schlechter als volgt weerlegd 9. cd5: ed5: (op 9. . • Pc3: volgt 10. bc3: h4 11. Le5 f6 12"

Dbl fe5: [op 12 Kf7 volgt h3] 13

Dg6f KfS 14. Pe5: l)e8 15. de6:^) lo!

Db3 Pc3: (of 10 h4 11. Pe4:de4:

12. Pe5 en dan Lc4) 11. Dc3: c6 12. Ld3 Le6 13. h4 g4 14. Pg5 enz. Nu moest ten slotte 3.... Le7 het damegambiet weerleggen ! Het lot van 3 Le7 in verbinding met 5... . h6 en 6.... dc4 : ziet men uit de onderhavige partij.

4. P gl - f3 P g8 - f6

5. L cl — g5 h7 — hö?

6. L g5 — h4 d5 x c4

Nu blijkt waartoe 5... . h6 diendej om 7. e4 te beantwoorden met Pe4: Echter is 7. e4, waardoor d4 blijvend zwak wordt, zoo slecht dat zwart veeleer den zet moest uitlokken dan verhinderen!

7. e2 — e3 a7 — a6

8. L fl x c4 b7 — b5

9. L c4 — b3

Men vergelijke de nu verkregen stelling met de positie na wits zevenden zet in de partij Burn—Janowski. Daar staat tegen over het nadeel een pion op d5 te missen het voordeel Lel ingesloten te hebben gehouden ; in Alapins systeem is er geen tegenwicht.

9 P b8 — d7

10. D dl — e2 c7 — c6

Beter is c7 — c5, het witte centrum aanvallende, en vrijen baan latende aan den koninginneraadsheer.

11. 0-0 0-0 12. T al — cl L c8 — b7 '13. T fl - dl T a8 — c8

14. Pf3 —e5! Pd7xe5?

15. d4 x e5 P fö — d5

16. L h4 x el P d5 x c3

Hofl'er meent, dat zwart De7: had moeten spelen en het paard bewaren om zoo noodig een toren van d6 te verjagen. Hij vergeet echter, dat dan een wit paard zich op d6 nestelt en dat wanneer zwart dit paard tegen het zijne afruilt, toch een toren op d6 komt.