de beste spelers als Regeeringsbeambten en vereenigde ze in eene academie. De studenten aan die academie werden dan als hof-Gospelers aangesteld bij de verschillende feudale Baronnen (Paimyo's) öfzij trokken van het eenekasteel naar het andere zooals in de middeleeuwen bij ons de troubadours, overal onderricht gevende en spelende waar zij maar een goed onthaal vonden en waar zij hun krachten konden meten met de goede spelers van het land. De beste speler van de academie moest ééns per jaar voor den Taikun (Shogum) spelen en dikwijls liet zich een groote Heer die ten strijde toog door een Gospeler vergezellen. Met den val van het Shogunaat in 1868 is de Go-academie verdwenen, doch een rijke literatuur over het spel is blijven bestaan. De oude instelling waarbij 9 graden waren ingesteld voor de speelsterkte, bestaat nog en zooals bij ons, de internationale schaaktournooien, zoo heeft men in Japan de Go-tournooien. Gedurende die 300 jaren brachten slechts 9 spelers het tot den hoogsten meestertitel. Twintig jaar geleden was de beste speler „Murase Shibo" en deze speelde soms kabelmatches met China.

Onder de beschaafde standen is het Go-spel het meest populaire van alle spelen. De bezoekers van heete bronnen en andere badplaatsen spelen niets anders van 's ochtends tot 's avonds; hun spel wordt slechts afgebroken door hun baden en hun maaltijden.

In alle steden vindt men Go-clubs en Go-professors, zooals bij ons Schaakverenigingen; ja zelfs blind-spelers ontbreken niet.

Het Go-spel is moeielijker dan schaken; er is meer gelegenheid tot een langdurigen weerstand en één slechte zet heeft nog niet onherroepelijk het verlies van de partij ten gevolge, zooals bij ons schaken vaak het geval is.

Om Go te spelen heeft men niet alleen noodig geduld, verstand en een goed geheugen tot het vormen van combinaties en het van buiten leeren der bekende spelopeningen, (en dit hebben de Japanners tengevolge van het zich reeds van jongsaf oefenen in hun letterteekens), doch ook een vierkant bord voorzien van 19 X 19 = 361 snijpunten der evenwijdige lijnen, benevens 180 witte en 181 zwarte steenen die één voor één, om beurten, door de beide spelers gezet worden op de 361 snijpunten.

Het doel van het spel is, de aanvankelijk op verschillende plaatsen van het bord geplaatste steenen langzamerhand tot gesloten kettingen te vereenigen die een zoo groot mogelijk veld omspannen. Men zet zoolang, tot alle open ruimten in de ketting en in de tusschenruimten gevuld zijn met witte en zwarte steenen. Dan is het spel uit en heeft gewonnen hij, die de meeste vrije punten heeft. Steenen die aan alle kanten door die van den tegenstander omringd zijn gelden als gedood, zij worden van het bord genomen en na afloop geplaatst op de vrije punten binnen de kettingen van den tegenspeler. De spelers zijn gedurende het spel over het geheele bord bezig met het maken van die kettingen en in het verhinderen van de kettingen van de tegenpartij. Zoo eenvoudig als de regelen van het spel zijn, toch vereischt het een goed inzicht, een diepe kennis en een enorme oefening. Er is slechts één Europeaan, die de meesterstitel heeft behaald,de Duitscher O. Korschell en deze gaf een interessante vergelijking tusschen het Go en het Schaakspel. Hij schrijft: Schaak en Go zijn beide krijgspelen. De wijze van oorlogvoeren door het