omschrijven welke soort van openingen alléén in den scheidsmuur mogen worden gemaakt en dat met t woord „vensters in laatst gezegd artikel, alle soorten van openingen, dus ook deuren, bedoeld worden. Hof Arnhem. 7935. 2.

— Art. 682 B. W. Hof 's öravenhagp. 7977. 1.

Gemeen® weg. •— Zie Wegen en voetpaden. 7901. 2.

Gemeenschap. — Ook al wordt- in het request vermeld dat

requestranten wenschen over te gaan tot scheiding en deeling van eene nalatenschap, is toch de strekking van het request dat men wenscht over te gaam tot verdeeling van in gemeenschap bezeten onroerend1 goed, hetgeen, moet worden verkocht omdat heit niet voor verdeeling vatbaar is, en bepaalt de wet (art. 129 in verband met art. 126, al 10 B. R.) dat de rechter onder wiens rechtsgebied de, onroerende goederen zijn gelegen, de bevoegde rechter is om het bevel tot den openbaren verkoop te geven. Rechtb. Leeuwarden» 7845. 3.

Qaat de in art. 185 B. W. bedoelde aanspr akelijkheid van

den man voor de schulden der gemeenschap, zoolang die gemeenschap niet is gescheiden bij zijn dood, op zijne erfgenamen over? — Ja. Rechtb. Utrecht. 7868. 3.

(Cf. arrest H. R. van 14 Dec. 1900. W. 7535).

.— van winst en verlies, door Mr. J. P. S. Gualthérie van Weezei. 7942. 4 ; 7966. 3.

— door Mr. E. Fennema. 7948. 4.

— Zie Boedelscheiding. 7931. 2.

Gemeente. — Zie Jacht en Visscherij. H. R. 7932. 1 ; Krankzinnige. 7899. 2 ; Onrechtmatige daad. 7873. 2; 7933 2; Overeenkomst. 7917. 2.

Gemeente-ontvanger en zaakwaarnemer. 7944. 4.

Gemeente-politie. De discipline over de —. 7962. 4.

— Zie Vernietiging. H. R. 7907. 2.

Gemeentewet. — Art. 126. H. R. 7942. 1.

— Art. 35 —. 7855. 1; H, R, 7865. 2; H. R. 7936. 1; H. R. 7974. 1.

— Art. 150 —. H. R. 7946. 3.

— Art. 161 —. H. R. 7899. 1.

— Art. 178 —. H. R. 7883. 1.

— Art. 180 —. 7861. 1; H. R 7899. 1; H. R, 7910. 1 : 7924. 3.

— Art. 188 —. 7858. 1.

— Art. 190 —. H. R. 7907. 2.

— Zie Plaatselijke \erordeningen. 7861. 3.

Geneeskundige wetten. 7961. 4.

Gerechtelijke statistiek. Eenige beschouwingen bij het einde des jaars door Mr. van der Mieden. 7845. 4.

Gerritsen (J. A. A.) ca. Dr. N. J. Rooswinkel. 7870. 2.

Geschilpunt van burgerlijk recht. — Zie Schorsing. H. R. 7904. 1.

Geschlechtskrankheiten und Rechtschutz door Dr. Med. Max Flesch en Dr. Jur. Ludwig Wertheimer. 7880. 4.

Geschrift. — Zie Gehuwde vrouw. 7840. 2.

Gesellschaft mit beschrünkter Haftung. — Zie Naamlooze Vennootschappen. 7928. 3.

Geslachtsziekte. 7880. 4.

Gesticht. — Zie Krankzinnige. H. R.' 7885. 1.

GetTOïen, — Waar het ten laste gelegde feit in het bij het bestreden arrest bevestigde vonnis in zijn vollen omvang werd bewezen verklaard, is evenzeer als bewezen aangenomen de in de qualificatie opgenomen, verzwarende omstandigheid van het gebruik van een valschen sleutel, al wordt zij in de vierde

— in 's Hoogen Raads arrest teruggegeven — over weging niet met name genoemd.

Art. 238 Strafvord. geeft den beklaagde l'e.t recht zoowel in eersten aanleg gehoorde als nieuwe getuigen in hooger beroep te doen hooren, maar die getuigen moeten dan ook met inachtneming van art. 146 ter terechtzitting zijn gedagvaard.

Waar dit het geval niet is en de getuigen ook niet vrijwillig ter terechtzitting zijn verschenen, blijft het ingevolge art. 190, in verband met art. 239, Strafvord., geheel aan 's' rechters oordeel overgelaten om, ook op een daartoe strekkend verzoek van den beklaagde, het verhoor van door hem nog niet gehoorde getuigen al dan niet te gelasten. H. R. 7852. 1.

—s Het onder de ten processe vaststaande omstandigheden vragen van een naderen termijn tot het doen hooren van een anderen in plaats van. den gewraakten getuige, was niet eene daad, waardoor de eischeres ondubbelzinnig te kennen gaf, dat zij in de toewijzing der wraking berustte.

Het oordeel der Rechtbank over de gevolgen, die de afwijzing den- door de eischeres ingestelde vordering voor de diria gewraakte getuigen kon hebben, is eene feitelijke, beslissing, waarop in cassatie niet kan worden, teruggekomen,

Het hier aangenomen belang der getuigen bij den uitslag van het geding is niet hersenschimmig.

De rechter behoeft er zich niet over uit te spreken, bf het belang was een dadelijk of een zijdelingsch belang.

Als is bij geen der uitspraken over de voorgestelde wrakingen alles wat dienaangaande in het procesverbaal der terecht¬

zitting voorkomt, herhaald, moet het- procesverbaal, waarin die uitspraken vooi-komen, als één geheel worden beschouwd, en was dus die herhaling onnoodig.

Nietigheid is wel bedreigd tegen rechterlijke uitspraken, die niet met redenen zijn omkleed, maar niet tegen gebrekkig of onvoldoende gemotiveerde- rechterlijke uitspraken.

Ook is niet op straffe van nietigheid voorgeschreven, dat de jureringen varr partijen en }ret fooftren vah den gewraakte» getuige omtrent zijne 'wraking in hef vonnis worden vermeld. Evenmin behoeft stellig te hlijken, dat de beslissingen omtrent de- wraking zijn uitgesproken dow den president, terwijl ook geen nietigheid is bedreigd tegen het uitspreken door een der rechters, al ware daarvan hier gebleken. H. R. 7873. 1.

— Uit de omstandigheid, dat- bij interlocutoir vonnis des eersten rechters het bewijs door getuigen was toegelaten, dat som¬

mige zaken in deze door bestemming onder onroerende wajren te begrijpen, volgt niet, dat de rechter hj^rwwrent in strijd met het 2e lid van art. 194^ tv W., bijzondere meeningen gissingen van getuigen zoude hebben aan te merken als getuigenissen. H. R. 7874. 2.

Verzoek van eischeresse tot het verhooren met naiuen genoemde getuigen door den Nederlandsen eojrsiil te Pretoria.

^iet-ontvankelijkheid yafl den gedaagde in zijne vordering dat de Rechtbank die getuigen — alzoö vóór dat zij verschenen om gehoord te worden — zal wraken uit hoofde van een dadelijk belang dat zij bij het geding hebben. Rechtb. Zutplien.

7t»iu.

— Een verzuim om getuigen voor een tegenverhoor te doen oproepen, kan in appèl worden hersteld.

Art. 104 B. R. staat hieraan niet in den weg. H. R- 7914.1, Getuigenbewijs. — Zie Koop en Verkoop. 7878. 3; Schuldbekentenis. H. R. 7912. 2: Testament. H. R. 7884. 1.

Getuigenverhoor. — Voor de nietigheid van het getuigenverhoor wegens verzuim \.in eene der in art. 120 B. B- bedoelde formaliteiten, is he« niet voldoende, dat de belanghebbende partij van eenig ha;u toegekend recht geen jjebrnikzoude

hebben kunnen maken, doch moet werkelijke benadeeling in de verdediging .gebleken, althans aannemelijk gemaakt zijn. H. R, 7844. 1.

(Zie het arrest a quo in W. 7759).

— Berusting in een- vonnis mag niet worden afgeleid, waar de rechter de beslissing dei' vraag, die alleen voor appellant van belang was, niet. heeft- gegeven; integendeel appellante was bij de onbepaaldheid van dat gewijsde gerechtigd, daarop terug t,e komen, wanneer des rechters meening nader zoude zijn gebleken.

De wet laat niet toe een dag te bepa-len, waarop een getuigenverhoor opnieuw zal kunnen worden gehouden. Hof 's Gravenhage. 7852. 2.

— Zie Hooger beroep. 7887. 1; Huur en Verhuur. H. R. 7840. 1; Hogatoire commissie. 7855. 3.

Getuigenverklaring. — Het feit, dat door eene ondervonden mishandeling eene verwonding is veroorzaakt, is evenals het feit, dat zekere woorden met het opzet om te beleedigen zijn uitgesproken, voor onmiddellijke waarneming vatbaar. H. R. 7846. 1.

— De verklaring van een getuige, dat hem bij inzage van, een pachtcontract was gebleken, dat eene door hem aangeduide plaats door den ambachtsheer van Zonnenraire of Bommenede als eigenaar voor de uitoefening der visscherij was verpacht aan een door hem genoemd persoon, bevat eene bijzondere meening, bij redeneering opgemaakt omtrent den inhoud van een contract-, hoedanige meening niet als getuigenis mag gelden. H. R. 7854. 1.

— D,e grief van het eecste onderdeel van het middel van cassatie, dat slechts door één getuige eene verklaring is afgelegd omtrent- de identiteit van het aan den deskundige ter hand gestelde en het door dezen onderzochte water, stuit af op de uitdrukkelijke bepaling van art. 397, 2e lid Strafvord.

Het tweede onderdeel van het.- middel is feitelijk ongegrond. H. R. 7888. 2.

— Vernietiging van, het bestreden arrest, omdat daarbij onder de bewijsmiddelen voorkomt de verklaring van een wegens zijn jeugdigen leeftijd niet onder eede gehoorden getuige. H R. 7906. 3.

— De, verklaring van een getuige, dat uit zekere door hem

nader omschreven boekrng, ïuideei kon ontstaan, bevat eene waardeering van feiten, die niet als bewijs in aanmerking kan komen. H. R. 7911. 3.

— De bij het middel van cassatie als bewijs van aanwijzingen gewraakte getuigenverklaringen bevatten niets, wat niet voor eigen waarneming door de getuigen vatbaar was. Het middel is dus ongegrond. H. R. 7923. 1.

— De in deze zaak uitgebrachte dagvaarding behelst alles, wat in art. 143 Strafvordering op straffe van nietigheid is voorgeschreven.

Ambtshalve cassatie van het bestreden vonnis, omdat daarbij recht is gedaan op ee-ne verklaring van hooren zeggen. H. R. 7939. 2.

— In de verklaring van den getuige, dat de beklaagde „hem „metl beide handen in de borst greep en hem daarna met „kracht en op gevoelige- wijze van zich afduwde", ligt opgesloten, dat getuige daardoor pijnlijk werd getroffen. H. R. 7941. 2.

— De verklaring, dat de beklaagde door luidkeels schreeuwen

en zingen zulk een burengerucht veroorzaakte, dat daardoor de nachtrust kon worden verstoord, houdt meer in dan door de zintuigen waarneembaar is, in zoover- zij bevat-, wat naar het oordeel van den verbalisant de mogelijke gevolgen van het verwelkte burengerucht waren. H. R. 7945. 3.

— Het eerste middel mist, evenals het tweede, zijn feitelijken grondslag.

Bovendien berust de bq het tweede middel bestreden beslissing op de kracht der aangevoerde bewijsmiddelen, waarover liet oordeel niet toekomt aan den rechter in cassatie.

Alleen den rechter, die over de feiten te oordeelen heeft, komt het toe de beteekenis te bepalen der uitdrukkingen, gebezigd in de voor hem afgelegde getuigenverklaringen. H. R. 7973. 1.

— Ambtshalve casatie van het bestreden vonnis, omdat daarbij recht is gedaan op een getuigenis van hooren zeggen. H. R. 7977. 1.

— Zie Diefstal. 7845. 1 ; Meineed. H. R. 7857.1; Mishandeling. H. R. 7919. 2; Muntmisdrijf. H. R. 7955. 1 ; Proces-verbaal. H. R. 7921. 2.

Geuns (Mr. J. J. van). Ambtsjubileum van —. 7937. 4.

— (Mr. S. J. van). Overlijdensbericht van —. 7843. 4.

— (Mr. S. J. M-). Geschiedenis en begrip van gratie door A. de Jong. 7872. 3.

Gevaar. — Zie Spoorwegen. 7965. 3.

Gevangenissen. Bezoek van verdedigers. 7848. 4; 7850. 4.

—. Bezoekvertrekken in —. (Circulaire). 7953. 4.

— en huisgezin. 7962. 4,

Gevangenisstelsel. 793®. 8.

Geweldpleging- -= Art. 141 Strafrecht.

Voor de openlijke geweldpleging is noodig, dat de dader gewild heeft niet heimelijk op te treden.

Mishandeling of aanranding, ook waar die bij herhaling en in het openbaar gepleegd wordt door meer dan één persoon, valt als zoodanig niet onder dit artikel. Pechtb. Arnhem. 7930. 3.

— Openlijke geweldpleging rftet veree-nigde krachten tegen personen of goederen.

Een dagvaardWft die inhoudt, dat de beklaagde bepaalde woorden tb* een, getuige heeft gezegd, althans andere woorden daarmee in strekking en beteekenis overeenkomend, behelst eene voldoende opgave van het ten laste gelegde feit, waarop beklaagde zich ook ter terechtzitting heeft verdedigd, zonderblijk te geven in het duister te zijn daaromtrent.

Bedreiging met een misdrijf, in easu met het openlijk met Vereenigde krachten plegen van geweld, is alleen strafbaar wanneer de persoon, tot wien de bedreiging is geuit, daarvan kennis heeft bekomen en zijne vrijheid aangerand is. Rechtb. Amsterdam. 7937. 3.

Gewijsde zaak. — Is de opgeworpene exceptie van gewijsde zaak gegrond? — Ja,. Rechtb. Utrecht. 7845.

Gezag. — Zie Plaatselijke Verordeningen. H. R. T922. 1.

Gezamende hand. — Zie Meierrecht. 789.5. 1.

Gezinsverpleging. 7916. 4.

— en de Krankzinnigenwet. 1897. 4.

GEZONDHEID. — tlü Plaatselijke Verordeningen. I. R. 7974. 1.

Gezondheidswet. Wijzigingen in wetten enz. naar aanleiding

der — door Mr. Ed. Philips en H. C. de Jongh. 7851. 3. Gezondheids- en Woningwet door G. Oosterbaan. 2e druk. 7875. 4.

Gift. — Zie Legitieme portie. 7875, 1, Glasruiten. — Zie Verzekert®®- 7895. 3. Godshuis. — Zie Armenwet. 7959. 3.

Goes (F. VAN DER)-. Verdedigingsrede. 7891. 4,

Goldstück Hainze en Co. ca. Schilthuis en Co. 7973. 2. Gonsalves (Mr. Theod. C.). Beëedigd als advocaat en procureur. 7906. 4.

Gooi- en Eemlandsche bankvereeniging ca. P. Ivuijer. 7974. 1. Goosens en Rutgers ca. de Mannheimer Versicherungsgeseltschaft. 7907. 3.

— ca. G. Wesener. 7994. 2.

Gootrecht. — Zie Erfdienstbaarheid. 7929. 2 ; H. R. 7987. 1. Goudsmid (Mi'. H. R.) benoemd tot lid van den Raad van Toezicht en Discipline te Amsterdam. 7844. 4.

— Zie Strafr. art. 437. 7974. 3.

Graaf. (A. de) Over het onderzode naar den invloed der dronkenschap op de criminaliteit, aangek, door A. de Groot. 7910. 3.

— (M.de) ca. A. Barendrecht. 7890. 3.

— (P. van der) ca. W. Verboom. 7957. 2.

Grand (NI le) ca. L. van Bakel Jr. H. R. 7858. 1.

Gratama. (Mr. Seerp) »- Erfrecht ab intestato, door H. W. M.

van Heiten. 7887. 4.

— Ontwerp van Raa-lte cs. 7917. 3.

Gratie. — Geschiedenis en begrip van, —, door A. de .Tong, aangek. door Mr. S. .1. M. van Geuns. 7872. 3<"

— Voorwaardelijke ■—. 7973. 4.

's-Graveniiage. — Zie Plaatselijke Verordeningen. II. R. 7940. 3. Griffie- en parketpersoneel. Ontslag van — wegens herhalingsoefeningen. 7908. 4.

Griffier. — Zie Proces-verbaal. H. R. 7920. 1.

Griffiers. Jaarwedden van —. Afschaffing der emolumenten.

7910. 3; 7914. 3; 7920. 3 ; 7921. 4; 7926. 4; 7927. 3; 7963. 3; 7965. 3.

— Wijziging van de jaarwedden der — O. v. W. en M. v. T.

7911. 1; V. V. 7960. 1; 7961. 4.

Groen van Prinsterer. (Mr. G.) Ongeloof en revolutie. 7970. 4.

Gronden. — Zie Cassatie. H. R. 7925. 2.

Grondwet door Mr. T. Slybenga, 7851. 4.

— Voorstel Diucker tot het in overweging nemen, van veranderingen in het derde en vierde hoofdstuk de- •—. 7867. 1.

— Voorstel van wet tot herziening der — van Troelstra c.s. 7945. 1; 7946. 1; 7947. 1.

— Art. 7 —. H. R. 7936. 1.

— Art. 144 —. H. R. 7942. 1.

— Art, 151 —. 7924. 3; H. R. 7952. 2.

— Art. 153 —. 7942. 2.

— Airt. 161 —H. R. 7853. 1; H. R, 7902. 1.

Groot (J. H. de) ca. G. Honkoop. 7867. 4.

Grootboek. — Zoolang, na ontbinding der huwelijksgemeenschap, de feitelijke verdeeling van den gemeenen boedel nog niet heeft plaats gehad, kan af- en overgifte van op het Grootboek ingeschreven kapitalen, tot dien boedel behoorende, ter executie van vonnissen, ten laste van een der deeJgerechtigden, niet gevorderd worden. Rechtb. Amsterdam. 7950. 3. Grossierderlt. — Zie Koop en verkoop. 7963. 1.

Gküi.t.'kman.s (C. M.) handelende onder de firma J. .1. Grulle-

mans en Zoon, ca, W. Vieveen. 7886. 2.

Gualthérie van; Weezee'. (Mr. J. P. E.) Genreenschap van

winst en verlies. 7942. 4; 7966. 3.

Guépin (Mr. C. H.) ca. de Mnskanei- Internationale Handelsbank. 7967. 1.

II.

Hack (J.) ca. C. J. Hoogendijk en J. L. Geluk. 7992. 2.

Hahn en Brun ca. L. Becker. 7847. 3.

Halem (C. J. van) ca. de handelsvenn. onder de firma, Utrecht-

.scne Uacaotabrrek Beukers en Oo. itfbó. r.

Hall (Mr. F. A. van) ca, C. W. van Hall, echtgenoote van Mr. W. Baartz. 7884. 1.

— (C. W. van) ca. Mr. F. A. van Hall. 7970. 1.

Hamel (J. A. van) — De leer der nulliteiten in het B. W., aangek, door Mr. A. A. de P. 7938. 3.

Handeling voor gemeene rskenïng. — Eene beslissing betreffende de uitlegging der dagvaarding is in cassatie onaantastbaar.

Waar de eischer stelt eene handeling voor gemeene rekening, kan hij niet vorderen zijn aandeel in eene afzonderlijke bate van de maatschap, maar heeft hij alléén recht op zijn aandeel in het saldo van de, maatschap, de som, die zou overblijven nadat, alle wederzijdsche vorderingen waren verrekend.

De eisolrer kan niet bij repliek zijne vordering gronden op een anderen grondslag dan den bij dagvaarding gestelden. H. R. 7897. 1.

IIandelsoperatiën. — Zie Spel. 7884. 2.

Handelsrecht. Beginselen van — dooi Mr. J. G. Kist, nieuwe uitg. door Mr.. L. E. Visser. 7956. 4.

Handelsschuld. — Zie Koop en Verkoop. 7876. 1 ; Vennootschap. 7870. 3.

Handelszaak. — Zie Aanneming. 7948. 2; Daad van Koophandel. 7949. 1.

Handteekeningen. — De rechtsgeldigheid van onleesbare —. 7878. 4.

Hanegraaff (Mr. J.) Naar aanleiding van eenige beschouwingen bij het einde des jaars. 7881. 3.

Hanno (H.) ca. W. E. Wahlberg. 7961. 3.

Hardenbroek (O. J. G. Baron van) ca. de naaml. venn. tot Exploitatie van Tramwegen. 7943. 2.

Harder (J. H. L. G.) ca. G. Henze. 7915. 1.

Harken (A. A.) ca. de handelsvenn. onder de firma Ruvs en Co. 7982. 1.

Hartzfelu (Mr. C. A. J.) ca, J. de Boer Czn. 7897. 1.

— tegen H. Reimus c.s. 7905- 1.

Hazardspel. — Zie Spel. H. R. 7856. 1.

Heerlijk jachtrecht. — Zie Jacht en Visscherij. 7861. 2.

Heg. — Zie Boomen. 7966. 2.

Heijden (A. L. H. H. van" der) ca. 1°. T. Zwart, 2°. de naaml. venn. Visscherij-mij „de Kotter". 7929. 3.

— (J. van der) ea,. Minister van Financiën. H. R. 7857. 1.

Heyst. (Mr. H. P. van) De taak van den toegevoegden verdediger. 7978. 3.

'Heineken (Mr1. W.) ca. T. W. Bolte en tegen Mr. H. R- Goud-

smrt. fttóü. 1.

Heinsius (M.) ca. de Algemeene Rynschippersbond. 7923. 3.

Heling. — Artt. 416 Strafrecht en 62 C. P.

De te laste gelegde handeling van opzettelijk door diefstal verkregen effecten te hebben verkocht en de opbrengst daarvan ten eigen bate te hebben aangewend, omvat de ten laste legging van opzettelijk die effecten onder zich te hebben gehad en valt naar haren aard en wezen onder het begrip, recéler van art. 62 C. P. Hof 's Gravenhage. 7860. 2.

— Door „ontvreemden" wordt niet minder duidelijk dun door