maken zij daardoor de geheele reconventie met-ontvankelijk ? — Ja. Rechtb. 's Hertogenbosch. 7968. 3.
— Art. 1353 B. W.
Een beding ten behoeve van, een derde, mag, als uitzondering, niet worden ondersteld, maar moet duidelijk en ondubbelzinnig blijken.
De clausule van het cognossement, waarbij, indien de lading niet dadelijk ontvangen wordt, wanneer zij voor de hand komt, de kapitein of de agent van liet schip gerechtigd wordt verklaard de lading te lossen en op te slaan ten koste der ontvangers, bevat geen beding ten behoeve van den agent van het .schip (cargadoor) om die kosten zelfstandig van de ontvangers in te vorderen. Rechtb. Botterdam. 7974. 2.
—• Cognossementsclausule: quality unknown.
Die clausule brengt het bewijs van de hoedanigheid van het goed bij de inlading over op den ontvanger, die schadevergoeding van den schipper vraagt. Hof 's Gravenhage. 7982. 1.
(Zie het vonnis a quo in W. 7777).
— Zie Deliverij-order. 7970. 2; Foutvracht. 7845. 2 ; Overliggeld. 7961. 2; Schipper. 7925. 3; 7951. 3; Wissel. 7979. 4.
Cognossemiïnthouoer. — Zie Verzekering. 7914. 2.
Cohen" (D. H.) ca. F. H. Lamers. 7926. 2.
— (Mr. 1. B.) Beëedigd als advocaat en procureur. 7894. 3.
— Hoofdlijnen der Staathuishoudkunde. 7956. 4.
Cohn en Zn. (L.) ca. Mr. A. A. van Renterghen. 7993. 2.
College van provisoren van de te Elburg bestaande stichting ^Feithenhof» ca. A. Kroeze. 7896. 2.
Commissaris van politie. — Zie Klacht. 7875. 2.
Commissarissen. — Zie Vennootschap. 7957. 3.
Commissie. — Zie Koop en Verkoop. 7994. 3.
Commissiecontract. — De tusschen partijen ten deze gesloten overeenkomst is niet een makelaars overeen komst, maar een commissiecontract.
Van zoodanig contract kan, bij wanpraestatie van den commissiegever, door den commissionair de ontbinding met- schadevergoeding wordten gevorderd.
De toewijzing van zoodanige vordering wordt niet uitgesloten door de omstandigheid, dat hetgeen de commissionnair voor zijn commissiegever heeft gekocht, diens eigendom is geworden.
De commissiegever, die geweigerd heeft zijn commissionair de noodige gelden te. zenden om de voor hem gekochte goederen te betalen, maar verklaard heeft slechts te willen betalen tegen documenten, kan daarna niet verlangen de goederen te zien, alvorens tegen de aangeboden documenten te betalen.
Zoodanige betaling van het verschuldigde bedrag weigerende, blijkens akte van protest der getrokken wissels, verkeert hij in wanpraestatie. Rechtb. Rotterdam. 7854. 3.
Commissionair. — Zie Commissiecontract. 7854. 3; Koop en Verkoop. 7850. 2; 7870. 3.
Compensatie. — Artt. 1462 en 1471 B. W.
Compensatie werkt eerst wanneer daarop beroep wordt gedaan.
Art. 1471 B. W. is niet toepasselijk wanneer de schuld, tegenover welke beroep op compensatie liad kunnen geschieden, niet is betaald, doch de schuldenaar daarvoor kwijting heeft gegeven zonder betaling te ontvangen. Rechtb. Botterdam. 7871. 3.
— Een geheel onbepaalde en bovendien door de tegenpartij betwiste tegenvordering kan volgens art. 1463 B. W. voor schuldvergelijking niet in aanmerking komen.
De voorschriften van het B. W. omtrent liet bewijs zijn bij liet summier bewijs volgens de faillissementswet te leveren voor de faillietverklaring niet van toepassing.
Overigens missen de voorgestelde middelen van cassatie hun feitelijken grondslag. H. R. 7907. 1.
•— Onsplitsbare bekentenis. — Art. 1463 B. W. Rechtb. Almelo. 7935. 4.
— Zie Hooger beroep. 7936. 2.
Complaisance papier. — Zie Orderbillet. 7944. 2.
Compromis. — Art. 624 B. R.
Daargelaten of een compromissoir beding, waarbij bepaald wordt dat partijen ieder een arbiter zullen aanwijzen en deze twee een derden zullen kiezen, als r. . :g is te beschouwen, is in elk geval een beding waarbij, ingeval van niet medewerking van een der partijen tot het aanwijzen van zijn arbiter, de benoeming van dezen aan een derden wordt opgedragen, in strijd met de wet en dus van onwaarde.
Bovenstaand artikel is toepasselijk, niet alleen indien partijen niet kunnen overeenkomen omtrent de keuze der scheidslieden, maar ook indien een der partijen weigerachtig is tot de benoeming mee te werken.
Nietigverklaring van de uitspraak van scheidsmannen, benoemd volgens bovenomschreven van onwaarde zijnde compromissoir beding. Rechtb. Rotterdam. 7850. 4.
— De overeenkomst, waarbij twee personen, van welke de een. aan den ander wegens een gevoerd beheer rekening en verantwoording heeft af te leggen, bepalen dat de op dat beheer betrekking hebbende boeken en bescheiden aan een accountant zullen worden ter hand' gesteld eni zich verbinden om het saldo-cijfer, dat deze zal vaststellen, als juist aan te nemen, is alleen dan een compromis, wanneer blijkt dat partijen over dat saldo reeds verschil hadden.
De nietigheid van een overeenkomst, als in art. 470 B. W. bedoeld, is een relatieve, welke slechts door den gewezen minderjarige kan worden ingeroepen. Rechtb. Rotterdam. 7882. 2.
— Zie Scheidslieden■ 7935. 3.
Comptoir commercial anversois ca. Houwer Dzn. en J. E. Mulock. 7935. 3.
Conclusie. — Zie Bekentenis. 7955. 2; Echtscheiding. 7993. 3; Onderhoud. 7992. 3.
Conrat (Dr. Max). Vijfentwintigjarig ambtsjubileum van —. 7958. 4.
Cöoperatiewet. — Hetgeen tusschen partijen vaststaat, behoeft niet nader in rechten te worden bewezen.
Waar alzoo eischers lidmaatschap der 's Gravenhaagsche Coöperatieve Vleeschhouwerij em Spekslagerij „Algemeen Belang" vaststond, kon de Rechtbank bij het bestreden vonnis het onderzoek overbodig achten, in hoever het register der vereeniging als een behoorlijk register volgens de artt. 11 en 12 der Coöperatiewet in aanmerking kwam. H. R. 7922. 1.
— Art. 9 al. 2 der w-et van 17 Nov. 1876 (Stbl. n°. 227) onderscheidt niet tusschen bestuurders-vereffenaars en bloot bestuurders.
Onwettige stuiting der vergadering, art. 10 der wet.
Onbevoegdheid van het bestuur om in rechte op te treden. Hof 's Gravenhage. 7938. 2.
— Bij ontkentenis van den gedaagde kan de toetreding als lid eener coöperatieve vereeniging niet anders bewezen worden dan door onderteekening van het register. Kantong. Groningen. 7993. 3.
Constitutum possessorium. — Zie Eigendom. 7993. 2.
Controleurs. — Zie Spoorwegen. H. K. 7980. 1.
Coumans (jj. W.) ca. J. J. Huy. 7963. 1.
Criminalité. — Les causes économiques de Ia —, par Joseph van Kan, aangek, door D. S. 7987. 3.
Criminaliteit. — Over het onderzoek van den invloed der dronkenschap op de —, door A. H. J. Merens, aangek, door A. de Graaf. 7910. 3.
Crimineele anthropologie. — Handleiding bij de studie der —, door Dr. A. Aletrino, aangek- door Mr. D. S. 7864. 3.
Crimineele statistiek over 1901. 7946. 4.
—• (Hoofdartikel). 7950. 1.
Curateele. — Zie Procureur. 7841. 3.
Curator. — Zie Huwelijksche voorwaarden. 7847. 2.
Custom of Lloyds. — Zie Avarij. 7977. 2.
II.
Daad van Koophandel. — Het overnemen eener handelszaak, met het doel die affaire zelf daarna te drijven, is geen daad van koophandel, ook niet wanneer de affaire werkelijk door den kooper is uitgeoefend.
De antwoorden, bij verhoor op vraagpunten gegeven, mogen niet als op zichzelf staande worden beschouwd, maar moeten worden genomen in verband met de andere gegeven antwoorden. Hoi 's Gravenhage. 7949. 1.
— Zie. Koop en Verkoop. 7964. 1.
Dadelzen en Co. (E. M.) ca. Hoepelman en Ei wteman.j 7979. 4.
Dader. — Zie Eerbaarheid. H. R. 7889. ü; Plaatselijke Verordeningen. 11. K. 7924. ü.
Dading. — De beweerde overeenkomst kan niet gezegd worden te zijn eene dading. Rechtb. Utrecht. 7991. 3.
Dagboek. — Zie Koopmansboeken. 7970. 3.
Dagvaarding. — De m deze zaak uitgebrachte dagvaarding voldoet, ook wat de plaatsaanwijzing betreft, aan den eisch van art. 143 Strafvord.
Cassatie ambtshalve van het veroordeelend vonnis, omdat daaruit niet blijkt, door welke middelen het bewijs is verkregen van liet den beklaagde ten laste gelegde feit en van diens schuld daaraan. H. R. 7852. 2.
— Nietigverklaring der dagvaarding, voor zoover daarbij als schadevergoeding wordt gevorderd eene som van f 200 of zooveel meer of minder als de rechter zal arbitreeren, omdat daardoor de dagvaarding geheel onbepaald wordt. Andfers H. R. 18 April 1902, W. 77o7. Hof 's Gravenhage. 7857. 2.
— De in deze zaak uitgebrachte dagvaarding voldoet niet aan het door art. 143 Strafvord. in de woorden „eene opgave van het feit" op straffe van nietigheid gestelde vereischte, waar zij, den beklaagde ten laste leggende de feiten van het ten verkoop voorhanden hebben en het verkoopen van zoete melk, die wegens te laag gehalte van vetvrije stof ,,en om andere redenen" ondeugdelijk van samenstelling was, die feiten niet zóó duidelijk en bepaald omschrijft als wordt vereischt in het belang dep verdediging en om tot grondslag te strekken van de beraadslaging en de beslissing met inachtneming van de artt. 211 en 221 van gemeld wetboek. H. R. 7867. 3.
— Artt. 4 en 5 B. R.
De dagvaardingen, gedaan aan daarbij genoemden en aan „alle mede-erfgenamen, wier woonplaats of werkelijk verblijf is onbekend, van onz." on, bij eeax ander exploit, aan een daarbij genoemde om met de alsvoren vermelden te verschijnen, is nietig.
Tegen de niet-verschijnendeo kan aldus geen verstek worden verleend. Hof Amsterdam. 7868. 2.
—• Wanneer een dagvaarding nietig verklaard is wat betreft een van de gedagvaarde personen, en de eischer daarna tegen den andere gedaagde overeenkomstig de dagvaarding concludeert, moet hij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard worden. Kantong. 's Gravenhage. 7870. 4.
— Noch uit het testament van M. C. Feith, echtgenoote van G. Baron Witten te Elburg, noch uit de instructie door haar vastgesteld voor den rentmeester van het „Feithenhof" aldaar, blijkt, dat deze voor zijn leven zoude zijn aangesteld. De aan provisoren van liet „Feithenhof" toegekende bevoegdheid tot het ontslaan van den rentmeester, spruit, evenals die tot zijne benoeming, niet voort uit de voor hem vastgestelde instructie, maar uit het testament der testatrice, zoodat het hier geldt eene interpretatie van de instructie, waaivoor eenparigheid van stemmen wordt vereischt.
Het uitgebracht exploit voldoet aan de eischen van de wet, aangezien het is1 beteekend ten verzoeke van het College van Provisoren van de te Elburg bestaande stichting „Feithenhof", uitmakende het bestuur van voormelde stichting en als zoodanig dezelve in rechten vertegenwoordigende, onder bijvoeging dat dat college thans is samengesteld uit de heeren T. Doevendans Wzn., H. Bax, E. J. Homoet en I. Vonk.
Het vermeldt mitsdien niet in strijd met de waarheid, dat het mede ten verzoeke van Ds. I. Vonk is beteekend. Rechtb.
' Zwolle. 7896. 2.
— Op de vordering van het O. M. tot het verleenen van verstek tegen den niet verschenen beklaagde wordt beslist door nietigverklaring dei' dagvaarding.
De rechter, die slechts naar aanleiding eener geldige dagvaarding kan beraadslagen, heeft vooraf de geldigheid der dagvaarding te onderzoeken.
Overbodig is het onderzoek, of de rechter, alvorens op het gevraagde verstek te beslissen, tot de behandeling der zaak is overgegaan, terwijl, al ware zulks in strijd met art. 264 Strafvord., het niet opvolgen van dezen vorm, als niet op straffe van nietigheid voorgeschreven, nimmer tot cassatie kan leiden.
Onder „huisgenooten" in art. 144, 2e lid, Strafvord., indien de dagvaarding beteekend woidt aan zijne laatste verblijfplaats hier te lande, te verstaan „vroegere huisgenooten". H. R. 7918. 2.
— De Rechtbank heeft aan den bij dagvaarding ingestelden eisch een geheel ander samenstel van feiten ten grondslag gelegd dan in de dagvaarding voorkomt. Hof 's Gravenhage. 7939. 3.
(Zie het vonnis a quo in W. 7804.)
— De beantwoording der vraag, of de tijdsbepaling in de dagvaarding voldoet aan den eisch der wet, hangt af van de omstandigheden,, waaronder zij zich in elke zaak voordoet. H. R. 7944. 2.
— Art. 4°. Rv.
Ook in kantongerechtszaken geldt de regel dat ten aanzien van personen in het buitenland1 de dagvaarding moet gedaan worden aan het O. M., die het oorspronkelijke exploit met ,,gezien" moet teekenen.
Eene dagvaarding in plaats daarvan aan den Burgemeester beteekend, nietig v rklaard. Kantong. Haarlem. 7956. 3.
— Zie Diefstal. H. R. 7850. 1; Gehuwde vrouw. 7844. 3; Gt' weldpleging. 7937. 3; Onderhoud. 7968. 3; Onrechtmatig1 daad. 7983. 2; Plaatselijke verordeningen. H. R. 7939. 1 Rekening en Verantwoording. 7943. 3; Verduistering. H. R-i 7881. 1 ; Zaakwaarneming. 7957. 1.
Dalenoord (E.) ca. den EdelAchtb. Heer E. Bergsma. 7928. 1-
Dam (A. van) ca. V. A. Hillen. 7991. 3.
— (M. van) ca. de handelsfirma E. Samson. 7970. 3.
—- (W. van) ca. Mr. M. Nauta. 7871. 1.
Daniël (E.) ca. J. C. Warnitz. 7959. 1.
Davies (D. T.) ca. C. J. Houbetrg. 7975. 2.
— (D. Th.) ca. J. Schutsifcr Hzn. 7872. 2.
Declaratie van griffiers en deurwaarders (Circulaire). 7947. 4.
D'EJEVY (V. J.) ca. B. W. H. Sclunidt. 7989. 1.
Deking Dura. (Mr. J.) — Rechters in Duitschland en Nederland. 7930. 4.
Delegatie. — Het opdragen door de Koningin aan den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid tot het verleent-'11 der vergunning, bedoeld bij art. 9: van het K. B. van 19 Jan1898 (Stbl. nu. 25) (regelende het gebruikmaken van wegen en paden, onder beheer1 van het Rijk, met rij- of voertuigen, welke door mechanische kracht worden voortbewogen en een grooter gewicht hebben dan 150 K.G.) is geen ongeoorloofde delegatie van rechtsmacht. Rechtb. Arnhem. 7925. 3.
— Zie Plaatselijke verordeningen. 7854. 4.
Delivery-ord!er. — Wanneer op de delivery-orders voorkomt de gewone clausule dat eventueel tekort of schade gelijkelijk . moet worden verdeeld, zijn zij, die krachtens zoodanige deliveiy-orders lading ontvangen, door de aanneming en gebruikmaking van die orders, tegenover elkander verplicht aan die clausule uitvoering te geven.
Bij zoodanige clausule is hij, die naar evenredigheid te ved ontvangen heeft, verplicht dit te veel in natura terug te geven-
In zoodanige uit overeenkomst voortvloeiende verplichting' kan geen verandering worden gebracht door een daarmede iJ1 strijd zijnd gebruik.
Wanneer de teruggaaf van het te veel ontvangene niet in natura geschiedt, moet de waarde vergoed worden berekend naar de marktprijs van den dag der dagvaarding. In denzelfden zin Rotterdam 16 Dec. 1899, W. 7445. Rechtb. Rotterdam7967. 2.
— Wanneer zonder afscheiding verladen graan uit een stoomschip wordt ontvangen door houders van cognossementen gezamenlijk met houders van delivery-orders, door etn der cognossementen afgegeven en zoowel op de cognossementen als op de delivery-orders, komt de, gewone clausule voor dat eventueel tekort, of schade gelijkelijk moet worden verdeeld, moet de evenredige verdeeling plaats hebben tusschen alle rechthebbenden op de lading, onverschillig of zij houders zijn van cognossementen of van delivery-ord rs. Rechtb. Rotterdam. 7973. 2-
Dellaert (A. J.) ca. C. A. T. Cortvriendt en Th. J. de Riickke7993. 2. J
Dercksen (Gebroeders) ca. de Mij. tot exploitatie van Tram* wegen. 7980. 1.
Derde arrest. — Zie Beslag. 7954. 2.
Derde beding. — Zie Cognossement. 7974. 2; Verzekering 7889. 2.
Desertie gepleegd met oordeel des onderscheids. Krijgsraad Ar»* hem. 7857. 3.
Deskundigen. — Zie Koop en Verkoop. 7878. 3.
Deurwaarder. — Art. 5 n°. 2 B. R. verstaat onder den naam van den deurwaarder niet anders dan de naam, waaronder d® deurwaarder is aangesteld en waaronder hij a'ls deurwaarder bekend is, maar be loeit niet te constateeren, dat de persoon van den deurwaarder recht heeft den naam, dien hij gewoon is te voeren en waaronder hij i,s aangesteld, te voeren. Rechtb's Gravenhage. 7928.3.
— Art. 14 wet- van 9 April 1877 (Stbl. n°. 80) j°. artt. 1 en 8 Reglement IV „op de organisatie en den dienst der deurwaarders enz.".
Arrondissements-deurwaaiders van vóór 1877 zijn bevoegd tot het doen van exploiten in al de arrondissementen, over hun geheele uitgestrektheid, waartoe een gedeelte van, het gebied behoort, waar zij vóór 1877 als zoodanig bevoegd waren. H"' Amliem. 7994. 2.
Deutsche Juristein Zeitung. 7847. 4.
Deventer (A. van) ca. J. Tak c.s. 7881. 2.
Diamanthand®lsv!er®enïging}. De Naaml. Venn. tot exploitatie van een gebouw ten dienste der •— ca. Giebr. Jacobs. 7926. 1-
Diefstal. — Zoowel het feit, dat iemand een geheelen dag afwezig is geweest, als de omstandigheid, dat de beklaagde aan een derde iets heeft verteld, is voor uiterlijke waarneming vatbaar.
Alleen de rechter, die over dei feiten te oordeelen heeft, beslist over de bewijskracht der aanwijzingen.
De bewering, dat hier recht zoude zijn gedaan op eene doof aanwijzingen bewezen aanwijzing, mist haar feitelijken orondslag.
Waar vaststaat, dat de beklaagde (requirant) en de twen met hem veceenigde personen het middel van braak hebben gebezigd om de goederen te verkrijgen, behoeft niet te blijken, welk aandeel ieder der handelende personen in die handelingen heeft gehad, om de aan de bewezen verklaarde feiten gegeven qualificatie te rechtvaardigen.
Nergens in de wet is den rechter de verplichting opgelegd om zich omt-ent de beteekenis van zekere woorden door deskundigen t© doen inlichten, daar dit geheel aan zijn oordeel blijft overgelaten. H. R. 7845. 1.
— Een dagvaaiding, waarbij aan de beklaagden wordt ten laste gelegd de wegneming met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening Vin een pendule en „andere voorwerpen", benevens eenig geld, levat niet zoodanige opgave van het feit als art. 143 Strafvord. op straffe van nietigheid eischt. H. F" 7850. 1.
— Diefstal, niei verduistering van een gevonden voorwerp, heeft plaats, wanneer het feit van het tot zich nemen van het voorwerp reets dadelijk gepaard gaat met het oogmerk van wederrechtelijle toeëigening. H. R-. 7858. 2.
— Art. 310 Stnfrecht. — Toebehooren.
— Te veld staalde vruchten behooren, als onroerend goed, te* aan den gebriiker van den grond.
Ook al heef deze ze verkocht, kan, hij vóór de afscheiding en levering gien diefstal daarvan plegen. Hof Leeuwarden7917. 1.
(Cf. W. 786'. Periodieke Litteratuur, pag. 3, kol. 1).
— „Diefstal" (art 310 Strafrecht) of „oplichting" (art. 326 Straf' recht). Rechtb. Zwolle. 7982. 3.
— Zie Heling. 7160. 2; Mededaderschap. H. R. 7854. 1.
Dienstbetrekking, — Zie Lastgeving. 7983. 2.
Dienstboden. — Ze Huur en Verhuur. 7986. 4.
Dijk (G. van) ca. . A. Jongerbloed. 7857. 2,