— Zie Aanbesteding. ^7853. 2; Beneficiaire erfgenaam. 7977.3; 7982. 2; Eigendom. | 7949. 2; Koop en Verkoop. 7859. 3; Vennootschap. 7844. 3.
Besmetting, j— Zie Vernietiging. H. R. 7907. 2.
Bestek. — Zie Aanbesteding. 7882. 2; 7940. 3: 7981. 1.
Bestelling. — Zie Oplichting. 7870. 2.
Bestemming. — Zie Wegen en Voetpaden. H. R. 7856. 3.
Bestuurders. — Zie Coöperatieve Vereeniging. 7938. 2.
Betaling. — Art- 134 B. R. — Verandering van het onderwerp' van den eisch.
Betaling in geld kan niet worden gevorderd, waar gedaagde zich had verbonden tot betaling met een driemaands accept.
Bij pleidooi gedane aanvulling der vordering tot betaling in geld, door alsnog de afgifte van een driemaands accept te vorderen, is eene bij de wet niet geoorloofde verandering van het onderwerp van den eisch. Rechtb. Amsterdam. 7868. 2.
De vordering tot betaling eener geldschuld, ingesteld vóór
den vervaltijd dier schuld, is ontvankelijk wanneer de vervaltijd, hangende het proces, verschenen is. Rechtb. Rotterdam. 7890. 3. °
— Zie Chèque. 7898. 3; Faillissement. 7935. 2 -uKoop en Verkoop. 7963. 1.
Beteekening. — Zie Dagvaarding. 7956. 3.
Bevoegdheid. — Het Gerechtshof te Amsterdam heeft zich terecht, ofschoon op andere dan de in de aangevallen beschikking gegeven gronden, onbevoegd geacht om het ingevolge art. 546 B. W., waarvan het geval zich hier niet voordeed, triwrancd verlof te verleenen. H. R. 7843. 2.
— Waar de kantonrechter, beslissende over eene zaak, waarin rechtspraak, zelfs in hoogste ressort, hem is opgedragen, tevens recht heeft gedaan omtrent twee punten van de gedingvoering, waarover niemand dan hij te beslissen had, kan geen sprake Ho Kii n.rt. 99 >{. O. bedoelde onbevoegdheid.
Ook in des kantonrechters dictum, beschouwd hetzij op zich zelf, hetzij in verband met de gronden daarvan, is geenerlei feitelijke grondslag te vinden voor overschrijding van rechtsmacht, gepleegd door eenige last of toestemming, gegeven in strijd met art. 63 of 71 B. W. H. R. 7904. 1.
— Art. 153 'Glw. ; art. 2 R O.
De stelling, dat een publiekrechtelijk lichaam wegens eene publiekrechtelijk verrichte handeling niet ter verantwoording mag worden geroepen vooT' de rechterlijke macht, is in hare o InromatvnVlAlfl ATlWfl.aT. omdat dat lichaam in den vorm publiek¬
rechtelijk kan optreden en desniettemin onrechtmatig hare functiën kan uitoefenen wegens het ontbreken van eene wettelijke bevoegdheid om aldus te handelen.
Waar de dagvaarding dit laatste vooropstelt en het geschil bestaat over een uit den eigendom voortspruitend recht, is de rechterlijke macht m casu bevoegd. Hof Leeuwarden. 7942. 2.
Exceptie van onbevoegdheid van den Nederlandsehen rechter,
omdat de appellanten zijn Duitschers, in Duitschland wonende en mitsdien, hadden moeten zijn gedagvaard voor den rechter hunner woonplaats; niet-ontvankelijkheid dier exceptie omdat zij voor het eerst in hooger beroep en alzoo te laat is voorgesteld. Art. 141 en 348, in verband met de artt. 154 en 156 B. R. Ongegrondheid dier exceptie, in verband met art. 127 B. R. en art. 9 der algemeene bepalingen.
Ten onrechte heeft de Rechtbank op grond van art. 244 B. R. de gestelde vraagpunten als bewezen aangenomen, omdat in casu de appellanten zonder wettige verhindering niet zijn .•l...ii..t. om op de vraagpunten te antwoorden. Wanneer tegen de appellanten een bevel van gevangenneming is verleend ter zake der feiten waarover het verhoor loopt, rust op hen niet de verplichting om zich gevangen te laten nemien, zoodat zij een grond van verontschuldiging hebben om niet te. vnrschiinen voor den Nederlandschen rechter, om te onder¬
gaan een verhoor op vraagpunten. Juist om dergelijke reden is art. 144 facultatief gesteld. Daarenboven zijn de gestelde feiten voor het verhoor op vraagpunten te onbepaald. Hof 's Bosch. 7960. 2.
— Arrêt du 11 Juin 1903.
Competentie van den Belgischen rechter in een geding, waarin een. vreemde Staat, in casu Nederland, gedaagde is. Cour de cassation de Belgique. 7983 3.
— Zie Advocaat. 08. 4; Beslag. 7893. 3; Hypotheek. 7985. 3; Koop en Ver 7878. 3; Overeenkomst. 7917. 2; Rechtsgebied (Be1 van) H. R. 7987. 2.
Bevbachtin - iireenïcoms'j'. — Bij de clausule dat, wanneer de geconstrueerde de lading niet dadelijk ontvangt, wanneer zij voor de hand komt kapitein het recht zal hebben die voor rekening en risi ... en geconsigneerde in lichters over te laden, kan de fan die bevoegdheid gebruik ma¬
ken, wanneer hij in is met de lossing voort te gaan,
nadat deze ten gevolge va; werkstaking is geschorst geweest en de geconsigneerde' alsdan tiet ontvangt, zonder dat hij dezen van zijn voornemen, om de> lossing te hervatten, behoeft te hebben kennis gegeven.
De door die overlading ontstane kosten komen voor rekening van den geconsigneerde, ook al was hij zijnerzijds door de werkstaking verhinderd te ontvangen. Rechtb. Rotterdam. 7872. 2.
— Reversible time. — Vrijwaring. — Strike oi workmen. Rechtb. Middelburg. 7892. 1.
— Art. 482 W. v. K. (art. 587 Rumeenscb W. v. K.) is zeer algemeen en onderscheidt niet tusschen vracht naar uitgeleverde maat, wicht of getal en in een ,,lump suirv uitgedrukte vracht. Hof ',s Gravenhage.. 7893. 1.
(Zie het vonnis a quo in W. 7795).
— De cognossementsclausule, inhoudend dat de ontlading van de stoomboot op crebruikelijke wiize langs boord van het lich-
terschip moet geschieden en in eene hoeveelheid van minstens 10,000 kubieke voet, verwijst alleen naar het gebruik dat ten aanzien van die wijze van ontlading langs boord van een lichterschip bestaat, maar bevat niets van een gebruik, dat er zoude bestaan., voor wat betreft de hoeveelheid van 10,000 kubieke voet, die per werkdag uit het schip gelost moet worden:. Hof 's Gravenhage. 7915. 2.
(Zie het vonnis a quo in W. 7846).
— Art. 457 W. v. K.
Ook na het verstrijken van de bepaalde losdagen blijven de contractueele bepalingen omtrent de wijze van lossen van kracht, zoolang de schipper geen gebruik heeft gemaakt van de hem bij art. 486 W. v. K. gegeven bevoegdheid of van het recht- om ontbinding der overeenkomst te vorderen.
De ontvanger is geein overliggeld verschuldigd voor den tijd, gedurendei welke de lossing door de onrechtmatige houding van den schipper zelven is vertraagd. Rechtb. Rotterdam. 7921. 3.
— Beteekenis van het beding van vracht ,,on intake measure of quantity delivered" in verband met de cognossementsclausule „cubic measurement unknown to master". Hof 's Gravenhage. 7952. 3.
(Zie het interlocutoir arrest in W. 7813).
— Zie Foutvracht. 7845. 2.
Bewaargeving. — Artt. 1756, 1757 B. W. Hof v. Justitie te Curacao. 7840. 3.
B'ewijs. •— Terwijl in deze zaak vaststaat, dat tot het verkrijgen van het bewijs gebruik is gemaakt zoowel van directe bewijsmiddelen als van aanwijzingen, is tevens uit het verband van bet bestreden vonnis duidelijk, waar van de eerste en waar van de tweede is gebruik gemaakt. H. R. 7912. 2.
— Art, 1919 B. W.
Art. 1919 B. W., een uitzondering bevattende op den algemeenen, uit de artt. 1912 en 1918 B. W. blijkenden rechtsregel, dat men voor zichzelf door zijn geschrift geen bewijs scheppen kan, moet zonder uitbreidende uitlegging verklaard worden.
Afwijzing der vordering, om tot boekenbewijs te worden toegelaten, waar de eischeres hare vordering in haar geheel heeft te bewijzen. Rechtb. Amsterdam'. 7964. 2.
— Zie Compensatie. H. R. 7907. 1 ; Dagvaarding. H. R. 7852. 2 ; Hooger beroep. H. R. 7889. 1 ; Jacht en Visscherij. H. R. 7932. 1 ; Leerplichtwet. H. R. 7859. 1.
Bewijsmiddelen. — Zie Bewijs. H. R. 7912. 2.
Bewijsrecht. — Herziening van ons burgerlijk •—. (Hoofdart.) 7966. 1; 7968. 1.
Bewindvoerder. — Een provisioneel bewindvoerder is niet bevoegd de verlenging van verpleging te vragen in het gesticht Meerenberg. Rechtb. Haarlem. 7936. 3.
— Zie Erfstelling over de hond. H. R.. 7872. 1.
Bezit. — Hij die in een vroeger proces beweerd heeft dat hem
pandrecht toekwam op de goederen vermeid in een onder nem berustende ceel, kan, waar niet beweerd wordt dat de eigendom van goederen en ceel gescheiden zijn, tegenover de revindicatie van die ceel, zich niet beroepen op de bepaling van art. 2014 B. W., daar uit zijn vroeger sustenu volgt, dat hij geen bezit als eigenaar heeft. Rechtb. Rotterdam. 7967. 1.
— Zie Bruikleen. 7839. 2 ; Jacht en Visscherij. H. R. 7929. 1 ; Precarium. 7840. 3; Verjaring. 7847.1; Vrijwaring. 7971.2.
Bezoekvertrekren in gevangenissen (Circulaire). 7953. 4; 7955. 4.
Bezwaren. — Zie Boedelscheiding. 7899. 2.
Bierhuis. — Zie Plaatselijke Verordening.)_H. R. 7883. 1.
Biquet (L.) ca. L. Timmermans. 7931. 4.
Bij voorraad. — Zie Lijfsdwang. 7980. 2.
Bisschop Mesdag en Co. ca. G. van der Burg. 7910. 2.
Blasberg en Co (Eugen) ca. Bruckwilder en Co. 7843. 3.
Blaupot ten Cate (Mr. S. J.) en P. Laban. Leerplichtwet 2e vervolg. 7938. 4.
Blindheid. — Zie Koop en Verkoop. 7904. 2.
Ri.oktieno. — Zie Tiend. 7951. 1.
Blüm, (J. G.) ca. den Staat der Nederlanden, ten deze vertegenwoordigd door den Minister van Oorlog. 7964. 4.
B'oas (Mr. Lod. S.) Onsplitsbare bekentenis. 7987. 4. Boedelbeschrijving. ■— Zie Inventaris. 7965. 1. Boedelscheiding. — Artt. 1125, 1126 B. W. Hof 's Gravenhage. 7839. 2.
— Bevat de dagvaarding het onderwerp van den eisch met eene
duidelijke en bepaalde conclusie.' ■— Ja.
Eene procedure tot beslissing der bezwaren bij boedelscheiding opgeworpen, is eene voortzetting van de procedure tot boedelscheiding, zoodat de eischers in eerstgemeide procedure gebonden zijn aan de omschrijving der namen en qualiteiten, waarin zij in laatstgemelde procedure zijn veroordeeld tot scheiding.
De eischers tot beslissing der bezwaren, bij boedelscheiding opgeworpen, die als voogden optreden, zijn in hunne vordering ontvankelijk, ook al hebben zij geen verlof tot scheiding en deeling gevraagd.
De eischers tot beslissing der bezwaren bij boedelscheiding oipgewornen. ziin slechts formeel eischers, voor zoover zij bij
het procesverbaal van beweringen geene vorderingen hebben, gesteld. Rechtb. Middelburg. 7899. 2.
—- na tweede huwelijk bij bestaan van kinderen of afstammelingen bij vroeger huwelijk.
Met gemeenschap van winst- en verlies, waarvan art. 240 B. W. gewaagt, wordt bedoeld de gemeenschap van winst en 'verlies, behandeld in] art. 310 en volgende B). W., zoodat rijzing of daling in de waarde der goederen aan een der echtgenooten toekomende, voor' geen winst of verlies wordt gerekend
Feitelijke beslissing dat er noch winst, noch verlies geleden is. Rechtb. Middelburg. 7931. 2.
— Zie Boedelverdeeling. H. R. 7882. 1 ; Meierrecht. 7895. 1. Boedelschuld. — Zie Faillissement. 7887. 2, Bobi>elver]>eï:lin-<;. — Art. 1167 B. W'., den vader veroorlovende bij uiterste wilsbeschikking of authentieke akte tusschen zijne kinderen de verdeeling en scheiding zijner goederen te maken, verbiedt hem niet enkele of meer goederen aan twee of meer zijner kinderen gezamenlijk aan te bedeelen, hoedanige hier ten aanzien der verweerders gemaakte en door hen niet bestreden beschikking eene naderei verdeeling tusschen hen onderling geheel vrijlaat, en door den eischer, die daardoor niet is benadeeld, niet, als volgens voormeld artikel onbestaanbaar, kan worden bestreden.
Ook is niet in strijd met de wet de bepaling, waarbij den eischers, benevens zekere bepaald aangewezen goederen, worden toebedeeld zooveel aandeelen in de Zuid-Afrikaansche Compagnie, als noodig zouden zijn om hein zijn wettelijk erfdeel te doen verkrijgen.
Ofschoon de rechter hier, ter bepaling van de hoegrootheid van het wettelijk erfdeel, eene schatting van de waarde der goederen, op grond van art. 1171 B. W., had kunnen gelasten, was hij, de waardeering, die volgens de artt. 1123 en 1124 had plaats gehad, voldoende achtende, daartoe niet verplicht. H. R. 7882. 1.
(Zie het arrest a quo in W. 7811 en het daarbij bevestigde vonnis in W. 7638).
Boekbeschouwingen. :
Accountant. De Nederlandsehe —, onder hoofdredactie van
J. Hagers. 7962. 4.
Administratieve controleur. De —. Uitgave van de N. V. van
Accountants. 7982. 4.
Bemepswet, door Mr. J. M. A. Roelants. 7851. 4. Burgerlijke Rechtsvordering, door Mr. K. Meijer Wiersma,
2e druk. 7875. 4.
Burgerijk Wetboek. Wijziging van de eerste 6 titels. B. IV.
7970. '4.
G-pimeenteirids. 7S38. 4.
Gezondheidswet. Wijzigingen in wetten enz. naar aanleiding der —, door Mr. Ed. Philips en H. C. de Jongh. 7851. 3. Gezondheids- en Woningwet, door J. Oosterbaan, 2e druk. 7875. 4.
Griffiers. Ontwerp omtrent het salaris —, door T/eeuwendaler. 7926. 4.
Grondwet, door Mr. T. Sybenga (derde druk). 7851. 4. Handelsrecht. Beginselen van ■—. Nieuwe uitgave (Mr. J. G.
Kist), door Mr. L. E. Visser. 7956. 4.
Huwelijksgoederen.- en erfrecht, door I. G. Klaassen. 7982. 4. Jahrbuch fir sexuelle Zwischenstufen. \970. 4. Koopvernietigende gebreken in den veehandel, door A. van
Leeuwen. 7tf51. 4.
Leerplichtwet, 2e vervolg, door Mi". S. J. Blaupot ten Cate
en P. Laban. 7938. 4.
Locaalspoor- en tramwegen. De wetgeving op de —, door Mr.
J. H. .1 orekers Nieboer. 7862. 4.
Militair Strafrecht, door Prof. Mr. v. d. Hoeven, 9e afl. 7973. 4.
Wet op de Krijgstucht, door Mr. W. F. van Meur.s. 7889. 4.
— door Mr. H. v. d. Hoeven. 7903. 4.
Ongeboren vrucht. De beschikking over de —, door Dr. Hk. de Vrie®. 7982. 4.
Ongeloof en revolutie, door Mr. G. Groen van Prinsterer. 7970. 4.
Ongevallenverzekering. Centraal orgaan voor de — en andere werkliedenverzekeringen, onder redactie van Mr. Dr. J. E. Millard. 7962. 4.
— Jaarboek voor de Nederlandsehe —, door Mr. Dr. H. J. Ronreijn en, Mr. H. Blaupot ten Cate. 7920. 4 ; 7946. 4.
Ongevallenwet. Begrippen uit de •—, door Mr. J. van Drooge. 7926. 4.
.— door Mr. Ed. Philips en H. C. de, Jongh. 7862. 4. Ongevallenwetgeving door Mr. Dr. H. J. Ronreijn. 7933. .4. Pasicrisia. Eerste deel van het 6e vervolg. 7946. 4. Rechtspraak v. d. Centralen Raad v. Beroep, door Mr. W.
H. M. Werker. 7909. 4.
Spoorwegwet (uitg. Leon's Rechtspraak), door Mr. Eduard
Belinfante. 7926. 4.
Staathuishoudkunde. Hoofdlijnen der —, door Mr. I. B. Cohien. 7956. 4.
Staatswetten. Nederlandsehe —, door Mr. K. Meijer Wiersma. 7949. 4.
Vaderlijke macht en voogdij. Wet van 6 Febr. 1901, door Mr.
K. Meijer Wiersma. 7875. 4.
Waterstaats wetgeving vóór 1813, door Mr. J. Loosjes. 7875. 4. Wetboek voor Privaat- en Fiscaalrecht, door Mr. A. J. B. Rijke en (}. van Poeteren 1 Boeken. — Zie Vennootschap. 7923. 2.
Boekenbewijs, — Zie Bewijs 7964. 2; Verzekering. H. R. 7921. 2.
BoelIens vaït der Haar (J. H. van) ca. Nederl. Bell Tele-
phoon Mij. H. R- 7849. 1.
Boer (M. E.) ca. J. F. K. van den Arend. 7948. 2. — (J. de) ca. 1°. Je naaml. venn. De Nederlandsehe Amerikaan-
sche 'Sltoomvaart-Mij., Holland-Amerika-lijn. 7909. 3. Roerrigteh (H. J.) ca. N. Spiekman. 7847. 1.
Bolsius (Mr. F. J.) ea. de Handelsvenn. onder de firma Glazener
en Zoon te Amsterdam. 7869 1.
Bongartz (J- J. A.) ca. P. H. van der Eist. 7923. 1. Boomen. — Artt. 713 en 714 B. W.
Eiken boomen zijn alleen dan niet als hoog opschietende boomen te beschouwen, als zij geplant zijn als onderdeel van een 'heg en ook Verder steeds als struiken in die heg worden behandeld, door ze b.v. verschillende malen per jaar te scheeren of te knippen, zoodat ze: de hoogte van de heg behouden en geen hoog opschietende boomen kunnen worden. Hof Arnhem. 7966. 2.
Boonentiend. — Zie Tiendrecht. 7992. 1.
Boot (J.) ca. F. W- Georg. 7860. 2.
Borgtocht. — Waar eene verbintenis als onderborg, uitgedrukt
in eene eenzijdige onderhandsche akte, niet wordt ontkend door den onderteekenaar, is het 2e lid van art. 1915 B. W. niet van toepassing em kan dus de geteekende akte volledig bewijs leveren van den gestelden onderborgtocht.
Bij een beroep van den onderborg op art. 1885 B. W. is een aanbod van getuigenbewijs tot staving van teruggave van een pand, dat niet bleek te zijn gegeven, terecht afgewezen. H. R. 7858. 1.
(Zie het arrest a quo in W. 7786).
— Daar eene overeenkomst van borgtocht is van informeelen aard, komt het er niet- op aan in welke bewoordingen die overeenkomst is vervat, wanneer slechts duidelijk blijkt, dat partijen beoogden eene overeenkomst van borgtocht aan te gaan.
Met de vardering „in rechten", waarvan art. 1286 al 3 B. W. spreekt, is uitsluitend bedoeld! eene vordering voor den Nederla-ndscheji rechter ingesteld, zoodat de appellant zich terecht gegriefd acht, nu de eerste rechter daarmede heeft gelijkgesteld eene Vordering voor den buitenlandschen rechter gedaan. Hof 'sSertogenbosch. 7874. 2.
— De verbintenis van den hoofdschuldenaar tegenover den borg is afhankelijk van de opschortende voorwaarde, dat deze betaalt, met de aan zoodanige voorwaarde bij art. 1297 B. W. toegekende terugwerkende kracht.
Ook uit art. '1880 B. W. blijkt het bestaan van een vorderingsrecht van den borg zelfs vóórdat hij betaald heeft.
Art. 53 der Faillissementswet laat schuldvergelijking toe voor alle vorderingen, ontstaan, vóór de faillietverklaring, onverschillig waaruit deze voortspruiten. H. R. 7986. 1.
Bos Azn. (K.) ca. de naaml. venn. Zee- en BrandassurantieSocieteit. 7870. 1.
— (T.) ca. M. van Doesburg. 7982. 3.
Bosch (Gebr. tan den) ca Mr. Tb. Evekink. 7900. 2.
Bosman (Mr. W, C.) Aanvrage tot- onder curateelestelling. 7841. 4; 7845. 4.
Boïïjr. — Zie Vervalsching. 7846. 2.
Boterwet. — Alleen het in art. 9 der Boterwet bedoelde proces¬
vernaai van oen monsiernemenoen, amntenaar naa m net onderhavig geval als bewijsmiddel van de herkomst der monsters mogen gelden.
Door daarvoor andere bewijsmiddelen te gebruiken, heeft de Rechtbank voormeld art. 9 in verband met art. 391 Strafvord. geschonden. H. R. 7975. 1.
Both (J. N.) ca. de Maatschappij tot Exploitatie van Tramwe¬
gen. ft)52. &■
Bottmaw (W. P-) ca. J. L. L. Knijff. 7933. 1.
Bouwen. — Zie Precariura. 7840. 3.
Bouwverordening — Zie Plaatselijke herordeningen. H. R. 7917. 1.
Brandeler (Jhr. Mr. P A. J. van den). Beëedigd als Adv.-Gen.
bij het Hof te Amsterdam. 7990. 3.
Brands (H. E.) ca. G. A. Peteri. 7935. 2.
Brandverzekering. — Zie Koopmansboeken. H. R. 7880. 1. Bree (G. van) ca. Mr. J. Wolterbeek Muller. 7922. 1.
Breedte. — Zie Vaarivater. H. R. 7864. 1.
Breeschoten (Wed. H. van) ca. De Naamlooze Vennootschap «Onderlinge Verzekering- dij. tegen de geldelijke gevolgen van ongelukken». 7889. 2.