kunnen nemen, niet voldoende dat het aangevaren schip zelfs ter bekwamer plaats voor anker lag, maar komt bovenal in aanmerking de vraag of het aangevaren schip behoorlijk, d. i. reglementair (wettelijk) verlicht was en dus door voorbijvarend© scfiepen moest gezien worden.

Als er geen reglementair licht heeft gebrand, maar toch een. lichtgevende lantaarn, zou voor de aanneming van bovengenoemde schuld moeten worden aangetoond, dat voor de bemanning van het aanvarende schip het licht niettemin zichtbaar is geweest of heeft moeten zijn. Hof Arnhem. 7948. 1.

•— Art. 835 van het Spaansche handelswetboek, bepalende dat de vordering tot vergoeding van schade uit aanvaring nietontvankelijk zal zijn, indien niet binnen 24 uur protest of verklaring voor de autoriteiten is gedaan, behelst een voorschrift van materieel-, niet van procesrecht.

Dit protest is niet een noodzakelijk bestanddeel der vordering, zonder hetwelk deze rechtens onbestaanbaar is, maar geelt den tot vergoeding aangesprokene slechts het recht zich tot verweer op het niet of niet tijdig gedane protest te beroepen. (Vgl. Ordonnance de la Marine van 1681, B. I tit. 12 art. 8, O. d. O. art. 435).

Dit verweer', opleverend een verdediging ten principale, va.lt onder de bij art. 348 2e lid B. R. in hooger beroep toegelaten nieuwe weren.

Een deel van de proceskosten in eersten aanleg moeten komen voor rekening van geïntimeerde, als noodeloos door haar veroorzaakt, doordien zij haar aan liet niet tijdig protest ontleend verweermiddel niet reeds in eersten aanleg voordroeg. Hof 's Glravenhage. 7961. 2.

(Zie het vonnis a quo. in W. 7790).

— Art. 249 W. v. K.

Al is aanvaring een evenement waarvan de gevolgen voor rekening van den verzekeraar komen,, zoo is dit niet het geval, wanneer de aanvaring veroorzaakt is door een gebrek in de stuurinrichting van het verzekerde schip, reeds bestaande bij den aanvang der reisi.

Daarin wordt geen verandering gebracht :

1°. noch door het feit da,t de verzekering gesloten was niet vooir deze afzonderlijke reis, maar voor een bepaalden, reeds lang te voren aangevangen tijd ;

2°. noch door de omstandigheid, dat het verzekerde stoomschip tot op den dag vóór den, aanvang der reis in reparatie is geweest, de stuurinrichting toen uit elkander is genomen en het toezicht op de reparatie was opgedragen aan den eersten machinist van het stoomschip, die daarvoor door de verzekerde reederij speciaal werd betaald. Rechtb. Rotterdam. 7966. 2.

— Art. 22 van het Reglement ter voorkoming van aanvaring op openbare wateren in het Rijk, vastgesteld bij K. B. van 18 Mei 1892. (Stbl. n°. 102). Hof 's Gravenhage. 7981. 1.

— Art. 534 W. v. K. — Aanvaring. — Schuld. Rechtb. Amsterdam. 7987. 2.

— Zie Scheepsverkloring. 7986. 2.

Aanwas. —■ Art. 9 der Publicatie van 24 Febr. 1806 en art. 651 B. W. (Cf. v. d. Poli, bl. 302 vlgg.)

Artt. 9 voornoemd bevat eene naast art. 651 B. W. bestaande regeling van het recht van aanwas voor een bepaald geval en is door laatstgezegde bepaling dus niet afgeschaft.

Het recht op den aanwas aan werken (kribben) door den Staat in eene rivier aangelegd, hangt af (na de aanzegging door den. Staat) van de. keuze die de oever-eigenaar zal hebben gedaan.

Weigert hij de werken ten zijnen koste uit te voeren, dan behoort eventueeJe aanwas aan den Sitaat, die de werken heeft aangelegd en zelf heeft bekostigd.

De oever-eigenaar moet beschouwd worden alleen reeds ten gevolge van het doen zijner keuze afstand te hebben gedaan van zijn recht op aanwas, die in eigendom op den Staat is overgegaan.

Een onderzoek door deskundigen om na te gaan of de aanwas uitsluitend het gevolg was van den aanleg der kribben, was dus volkomen onnoodig. (Zie Land B. W. ad art. 651). Hof Arnhem. 7973. 1.

(Zie het vonnis a quo in W. 7816.)

Aanwijzingen. — Zie Bewijs. H. R 7912. 2 ; Diefstal. 7845.1; Drankwet. H. R. 7914. 1; Jacht en 1 is SC her ij. H. R. 7956.1 ; Va Ischheid. H. R. 7913. 2.

Aarts (J. G.) ca. S. Goudsmit Szn. 7964. 1.

Aberratio iotus. — Zie Mishandeling. 7842. 3.

Academische literatuur :

Criminaliteit. Over het onderzoek van den invloed der dronkenschap op de —• door A. H. J. Merens, aangek, door A. de Graaf. 7910. 3.

Doorcognossement. Vervoer op — door W. M. Kolff, aan-

geik. door Mr. J. A. Levy. 7886. 2.

Effecten. Bewaargeving van ■—. Duitsche wet met het Nederlandsche Recht vergeleken door F. A. Poser, aangek, door Mr. C. J. Pekelharing. 7904. 3.

Erfrecht ad intestato. Bijdrage tot de geschiedenis en critiek van het —• door H. W. M. van Hetten, aangek, door Mr. Seerp Gratama. 7887. 4 Exeeptio plurium litis consortium, door C. W. Star Busmann,

aangek, door Mr'. A. A. de P. 7932. 3.

Gratie. Geschiedenis en begrip van — door A. de Jong, aangek. door Mr. S. J. M. van Geuns. 7872. 3.

Naamlooze Vennootschappen. Dei rechten van aandeelhouders in — door Mr. Johi. Drost, aangek, door Mr. L. E. Visser. 7883. 3.

Nulliteiten. De. leer der •— in het Burgerlijk Wetboek, door J. A. van Hamel, aangek, door Mr. a, A. de P. 7938. 3. Strafrecht. Beschouwingen over het ontwerp Wetboek van.— voor Inlanders in Ned.-Indië, door J. W. G. Kruseman, aangek. door Mr. S. Koster. 7868. 3.

Verzuim van den schuldeischer. Het — door J. Willeumier, aangek, door Mr. J. P. A. N. Caroli. 7873. 3.

Accept. — Zie Betaling. 7868. 2 ; Wissel. 7979. 4.

Acceptatie. — Zie Schuldvernieuwing. H. R. 7869. 1 ; Wissel. 7839. 1.

Accijns. — Frauduleuse uitslag en frauduleus vervoer van gedistilleerd zijn twee ongelijksoortige feiten, tusschen welke het verband door art. 56 Strafrecht voor voortgezet misdrijf vereisclit, ontbreekt. Hof 's Hertogenbosch. 7850. 2.

— De algemeene voorschriften, zooals die zijn omschreven in de algemeene wet van 1822, speciaal art. 196 en volgende, zijn niet van toepassing wanneer eene speciale wet daaromtrent voorschriften heeft gegeven, al wijken die ook niet uitdrukkelijk af van die der wet van 1822.

Is casu is er weigering van toegang ter visitatie in de slachtplaats c. a., ook al blijkt niet dat er 's nachts in die slachtplaats gewierkt werd. Hof 's Hertogenbosch. 7957. 1.

7Ae art. 11 der Wet va-i 2 Aug. 1822 (Stbl. n°. 31); anders Rechtbank Breda).

—- Bij het bewezen zijn van eene frauduleuze, slachting, die tevens als slachting uit nood in aanmerking zou kunnen komen, behoort wegens eerstgenoemde slachting te worden veroordeeld, wanneer de voorwaarde van noodslachting, d. w. z. eene kennisgeving aan den ontvanger of anderen belastingambtenaar niet is nagekomen. Rechtb. Leeuwarden. 7987. 3.

Accoord. — Zie Koopmansboeken. 7970. 3; Lastgeving. 7861. 2.

Accountant (de Nederlandsche). Onder hoofdredactie van J. Hagers. 7962. 4.

Actio coneessoria. — Zie Eigendom. 7924. 3.

Actio redhibitoria. — Zie Koop en Verkoop. 7904. 2.

Advocaat. — Bij verschil tusschen advocaat en cliënt over het bedrag van het den eersten competeeremde salaris, moet de advocaat zich ingevolge de bepalingen dei- wetten van 28 Aug. en 29 Dec. 1843 (Stbl. n°. 66) wenden tot den Raad van Toezicht en Discipline.

De. kantonrechter is onbevoegd, van dit geschil kennis te nemen. Kantong. Heusden. 7868. 4.

— Zie Lastgeving. 7861. 2; Maatschap. H. R. 7925. 1.

Afbeelding. — Zie Beleediging. 7920. 2 ; 3.

Afdrijving. — Het. eerste middel, in werkelijkheid alleen gericht tegen 's Hofs interlocutoir arrest van 16 Maart 1903, kan in geen geval leiden tot vernietiging van het eindarrest van 15 April 1903, waartoe liet beroep, in cassatie is beperkt.

Het tweede mist zijn feitelijken grondslag.

Verbetering der qualificatie, als in strijd met r,equ|irants schuldigverklaring bij het bestreden arrest, vermits die qualificatie zich uitstrekt tot een feit, dat het Hof zelf niet aanwezig heeft verklaard. H. R. 7976. 1.

Affaire. — Zie Daad van Koophandel. 7949. 1.

Afkondiging. — Zie Burgemeester. H. R. 7907. 2.

Afpersing. — In de dagvaarding, welker inhoud in het arrest wordt teruggegeven, kan geen sprake zijn van twee alternatief ten laste gelegde feiten, terwijl de bedreiging, „dat zij niet levend van de kamer zoude komen", door den beklaagde tegen de in de dagvaarding genoemde weduwe geuit, terwijl hij met dreigend gebaar een dolk en een revolver op haar hield gericht, en de toevoeging, „dat hij haar zou doodschieten", zij het in eenigszins verschillende bewoordingen, inhouden de bedreiging haar het leven te benemen, zoodat de Rechtbank niet behoefde te treden in een onderzoek naar de juiste bewoordingen der bedreiging met levensberooving, waardoor de bedreigde was gedwongen den beklaagde bankpapier en geld af- of over tegeven .

Afgifte en overgave zijn synonieme benamingen van hetzelfde in art. 317 Strafrecht als gevolg der afpersing aangeduide feit.

Op de accessoir© vordering van het O. M. tot vernietiging of onbruikbaamiaMng van eenig goed, behoeft, waar zij niet wordt toegewezen, geen afzonderlijke beslissing te volgen, en de rechter heeft niet te motiveeren waarom zij niet wordt, toegewezen.. H. R. 7903. 2.

Afschrijving. — Zie Grootboek. 7950. 3.

Afwezigheid. — Zie) Bevoegdheid. H. R. 7843. 2.

Agent. — Het karakter van agent is gelegen in het doen van zaken voior zijn principaal.

Een agent treedt dus ook dan als zoodanig op, wanneer hij de waren van zijn principaal op eigen naam verkoopt.

Een agent, aangesteld tot den verkoop van tarwebloem in een bepaald gedeelte des lands tegen genot van een commissieloon van 1 ten honderd van eiken door hem gesloten en door den fabrikant genoteerden verkoop, terwijl die agent vol delcredere loopt tegen vergoeding van ^ ten honderd over de volle factuursbedragen •— moet ook dan geacht worden te hebben gehandeld' als agent, wanneer hij van zijn principaal koopt, met het doel dit gekochte later, binnen den kring, waarvoor hij werd aangesteld, voor zich te verkoopen tegen alsdan door hem, agent, te bedingen prijzen. Hof 's Gravenhage. 7850. 3.

— Zie Lastgeving. 7983. 2.

— bode. — Zie Verzekering. 7982. 1.

Ahaus—Enschedé Eisenbahn Gesëllschaft ca H. Lippinkhof. 7839. 3.

Akte. — Zie Gehuwde vrouw. 7840. 2; Kwijtschelding. 7978. 3.

— van appel. — Zie Hooger beroep. H. R- 7942. 1.

Aletrino. Dr. A. ■—■ Handleiding bij de studie der crimineele

anthropologie, aangek, door Mr. D. IS. 7864. 3.

Algemeene bepalingen (Wet houdende). — Art. 9 7871. 2; H. RT7910. 1 ; 7960. 2.

Alimentatie. — Zie Onderhoud. 7942. 3; 7968. 3.

— Art. 11. H. R. 7953. 2.

Alternatieve aanklacht. — Ambtshalve cassatie, omdat bij eene alternatieve aanklacht niet bepaaldelijk is: uitgemaakt, welke van de alternatief ten laste gelegde omstandigheden bewezen is, H. R. 7954. 2.

Ambtenaar. — Zie Beleediging. H. R. 7892. 1 ; Mishandeling. H. R. 7930. 2.

Amerika ca. Rusland. 7848. 3.

Amstels bouwlust ca. Utrechtsche. Hypotheekbank te Utrecht. 7869. 2.

Amsterdam. — Zie Plaatselijke, Verordeningen. 7861. 3; H. R. 7938. 1 ; H. R. 7981. 1.

Anrooy (Mr. P. G.) ca. Ontvanger der Directe belastingen. 7841. 3.

Apeldoorn. — Zie Plaatselijke Verordeningen. 7854. 4.

Aranjo (R. M.) ca. Curacaosche Hypotheekbank. 7840. 3.

Arbeidswet. — Zie Onrechtmatige daad. 7867. 3.

Arbiter. — Zie Compromis. 7850. 4.

Arbitrale clausule. 7864. 3.

Architect. — Zie Aanneming. 7940. 3.

Aïimenwet. — Het geneeskundig gesticht voor krankzinnigen „Voorburg" te Vucht, is geen Godshuis in den zin der Armenwet.

Daar door het gemeentebestuur van Bergen-op-Zoom voor den armlastige de verplegingskosten werden betaald, kan genoemd gesticht niet gezegd worden bedoelden armlastige met een weldadig doel te hebben gehuisvest en is mitsdien niet te beschouwen als een Godshuis, waarop de artt. 49 en 50 der Armenwet toepasselijk zijn. Rechtb, Breda. 7959. 3.

Arreman (M.) ca. C. Ballegooy. 7912. 3.

Arrest. — Zie Vonnis. H. R. 7898. 1.

Assignatie. •— Zie Wissel. 7874. 3.

Avarij. — Uit de scheepsverklaring volgt., dat de krukpen gebroken is gedurende het verhalen van de eene laadplaats naar de andere.

De in deze gemaakte kosten van lossing, opslag en herscheping, kunnen niet gerekend worden te behooren tot de gewone kosten van vervoer, welke de schipper in de bedongen vracht vergoed' krijgt, maar zijn buitengewone onkosten ten behoeve der lading alleen, welke 'iij alzoo van. den geconsigneerde mag terugvorderen.

Bij een normalen dun der reis zou de bijeenlading geen

kwade gevolgen hebben gehad. Hof 's Gravenhage. 7883. 2.

(Zie £et vonnis a quo in W. 7623).

— Taxatie der dragende waarde van het casco volgens de York & .Anl ivéi-p R,ules, in verband met de conditiër en usantiën der Engelsche Lloyd-polis.

Art. 720 W. v. K. ziet slechts op een volgas de wettelijke voorschriften tot stand gekomen en door de diartoe bevoegde macht gehomologeerde dispache.

Tegen een dispache, opgemaakt door dispacheurs, daartoe in der Minne door belanghebbenden aangewezen, kan door de verzekeraars worden opgekomen, wanneer zij >p onjuisten grodnslag is opgemaakt.

Volgens de York & Antwerp Rules moet de in de avarijgros omslag dragende waarde berekend worden naar ie waarde ter plaatse waar de onderneming was geëindigd, in casu Oxelösund.

De daar geschiedde taxatie van het casco komt echter niet in aanmerking, als eenzijdig geschied op verzoek van dt Berging-Maatschappij en niet van belanghebbenden bij de atarijgrosregeling, die zich met de taxatie niet hebben vereenigd.

De taxatie te Rotterdam levert evenmin een maatstaf op, omdat daarbij getaxeerd is de waarde aldaar en niet die te Oxelösund.

Daaromtrent onderzoek bevolen,

Waa/**, gelijk in casu, het casooi voor minder verzekerd is dan de dragende waarde, moet de regel gelden van de Custom of Lloyds, dat de verzekeraar slechts heeft te betalen over het verzekerd bedrag minus de avarij particulier op het casco.

De bij die Custom gemaakte uitzondering voor in den vreemde opgemaakte dispaches, ziet slechts op dispaches, opgemaakt in landen waar voor den omslag een andere basis wordt aangenomen dan. de werkelijke netto waarde van het casco. Rechtb. Rotterdam. 7977. 2.

Avarij-grosse, — York and Antwerp Rules.

De plaats gehad hebbende stranding kan in casu niet geacht worden te zijn veroorzaakt door de schuld en nalatigheid van den schipper of diens scheepsvolk.

De nood, vereischt voor omslag in avarij-grosse, behoeft niet te zijn een zoo onmiddellijk dreigend gevaar, dat vast zoude staan de onvermijdelijkheid van schade of verlies, indien de kosten veroorzakende, maatregel niet onmiddellijk genomen werd1.

De. in ca.su geconstateerde machi.ne-seha.de valt onder regel VII der York and Antwerp Rules.

De voor commissie van den cargadoor in rekening gebrachte post is overdreven en moet verminderd worden. Voor zoodanige vermindering bestaan geen termen ten opzichte van de belooning van Lloyd's agent voor diens bemoeiingen. Rechtb. Rotterdam. 7959. 1.

— Onder nood, vereischt voor omtelag in avarij-grosse, is te verstaan een zoodanig gevaar, dat, zonder buitengewone maatregelen, naar alle waarschijnlijkheid en betrekkelijk spoedig, schip en lading met ernstig onheil zal treffen.

Kosten van herstel op de bestemmingsplaats van de schade a.an de machine toegebracht door het werk n daarmede tijdens dte stranding, zijn avarij-grosse, ook al is die schade door het voortzetten der reis met de beschadigde machine eenigszins verslimmerd. Voor zoover die kosten niet meer bedragen dan zij zouden hebben beloopen bij onmiddellijk herstel na de stranding in de naastbijzijnde haven. Rechtb. Rotterdam. 7975. 2.

(Zie het in fleze gewezen interlocutoir in W. 7835)..

Axel Broström &|JSohn ca. J. de Jong. 7839. 3.

B.

Bakker (L.) ca. Holl. IJzeren Spoorwegmij. 7874. 3.

Balans. — Het middel, dat ten deele zijn feitelijken grondslag mist, kan ook overigens niet leiden tot cassatie, met het oog op 's Hofs feitelijke beslissing omtrent de vraag, of de cijfers op de balans de werkelijke waarde der baten uitdrukken en omdat het maliën van feitelijke gevolgtrekkingen is overgelaten aan den rechter, die over de feiten oordeelt. H. R. 7935. 1.

Balie in Oostenrijk. 7946. 4.

Baltussen (J. F-) ca. F. A. Voigt en Co. 7859. 3.

Barradeel. — Zie Plaatselijke Verordeningen. II. R. 7868. 1.

Barrister. De vrouw als —. 7985. 4.

Bas (Mr. H. W. de) ca. R. Keij. 7928. 2.

Bassin. — Zie Jacht en Visscherij. 7812. 2.

Baud (Mr. J. C. Baron). Beëedigd als Proc.-gen. bij het Hof te Amsterdam.

Bedenkelijke rechtsonzekerheid. (Hoofdartikelen). 7842. 1 ; 7843. 1.

Bedreiging. — Zie Afpersing. H. R. 7903. 2.

Bedrieuelijke bankbreuk. — Door de verzwijging van tot het faillissement behoorende inschulden, zooals zij hier door den gefailleerde heeft plaats gehad, kunnen de rechten der schuldeischers worden Verkort.

De bij het 2e middel aangevallen overweging van het bij het bestreden arrest beve&tigde vonnis aangaande de. toepasselijkheid van art. 56 Strafrecht, kan in geen geval tot cassatie leiden, omdaif. zij niet blijkt, van invloed te zijn geweest op 's rechters beslissing. H. R. 7847. 1.

— De vraag, of tegen den hoofddader is ingesteld' eene strafvervolging ter zake van het feit, door den, dader met medehulp van een ander bedreven, en, zoo ja, hoe in de telastlegging van dien hoofddader dit feit wordt omschreven,, kan niet van invloed zijn 0p de strafbaarheid van den medeplichtige, welke .strafbaarheid alleen door dei feiten, lièm ten laste gelegd, wordt bepaald.

De uitlegging der dagvaarding is in cassatie onaantastbaar, waardoor aan het vijfde middel de feitelijke grondslag ontvalt.

Onder „onttrekken" in den zin van art. 341, 1°. Strafrecht, moet worden verstaan elke handeling, strekkende om goederen aan het faillissementsbeslag onderworpen, bij voorbaat te stellen of tijdens het faillissement te brengen buiten het bereik van den te benoemen of benoemden curator. H. R, 7916. 1.

Bedrijf. — Zie Ongeval. 7930. 4.

Bedrijfsbelasting hij naamlooze vennootschappen door Th. Limperg Jr. 7844. 4.

Beerput. — Zie Erfdienstbaarheid. H. R. 7839. 1.

Beest (J. J. van) ca. A. F. van den Heuvel. 7868. 2.

Beguin (Mr. A. M. R.). Beëedigd als advocaat en procureur. 7888. 4.

Beijers (J. L.). Publieke veiling bij —. 7904. 4.

Bekentenis. — De regel van het burgerlijk recht, dat eene bekentenis niet ma,g worden gesplitst ten nadeele van dengene, die haar heeft afgelegd, geldt in strafzaken niet. H. R. 7853. 1.

—- Art. 403 Strafvoivl, stelt niet als vereischte, dat ten aanzien van ieder ondevdeol van het feit, waarover de bekentenis loopt, eene opgave nooiïg is van ook van elders gebleken omstan-