perceel en van de eventueel daaruit noodzakelijke voortvloeiende uitbreiding van den inventaris komen ten laste van de Vereeniging, met dien verstande echter dat, wanneer een of ander kan worden geacht mede in het belang te zijn geschied van de in artikel 8 bedoelde Gouvernementspatiënten, tot verzorging en verpleging waarvan de Yereeniging volgens de bepalingen van deze overeenkomst gehouden is, een normaal percentage voor rente en afschrijving dier kosten gebracht kan worden op den in artikel 13 bedoelden staat van vaste exploitatiekosten, waarin ieder der partijen naar de in dat artikel aangegeven verhouding zal bijdragen.
Bijbouwingen, eventueel met de daarmede noodzakelijk gepaard gaande uitbreiding van den inventaris, welke geacht kunnen worden een direct uitsluitend en noodzakelijk gevolg te zijn van de verzorging en verpleging der zgn. „onvermogende" Gouvernementspatiënten, zullen door de Yereeniging op kosten van het Gouvernement worden uitgevoerd tegen het verleenen harerzijds van eene voldoende zekerheidsstelling voor die uitbreidingskosten.
Artikel 4.
De Vereeniging zal het hospitaal-terrein met alles wat zich daarop bevindt in goeden en zindelijken staat onderhouden, en daaraan alle noodige herstellingen, geene uitgezonderd, zonder verwijl verrichten.
Hetgeen van den inventaris door gebruik of door andere oorzaak te niet gaat zal door de Yereeniging en op haar kosten moeten worden vernieuwd.
Schaden, welke elk op zich zelf een bedrag van ƒ 1000 te boven gaan door aardbevingen of andere rampen van hooger hand, — brand door welke oorzaak ook uitgezonderd — tijdens den duur dezer overeenkomst toegebracht aan eenig gebouw of eenige inrichting, op het tijdstip der voltooiing van de in artikel 1 bedoelde ziekeninrichting reeds bestaande, dan wel later tot stand gebracht, doch in dat geval alleen wanneer die bijbouwingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 3 en 4 mede in het belang van of uitsluitend met het oog op de zgn. onvermogende Gouvernementspatiënten zijn geschied, zullen door beide partijen gelijkelijk worden gedragen.
Artikel 5.
De Vereeniging is gehouden de op het perceel staande gebouwen met den inboedel en de inventarisgoederen voor de volle waarde tegen