Patiënten met besmettelijke ziekten zullen behoorlijk worden afgezonderd van de andere zieken.
Lijders van het mannelijk geslacht boven den leeftijd van 6 jaar moeten worden geseheiden van de vrouwelijke kunne.
Bij opname van korporaals en manschappen der Gewapende Politie zullen deze in afgescheiden afdeelingen der ziekenzalen worden verpleegd, terwijl overigens ook anderen, die schoon voor de toepassing van dit artikel als onvermogend te beschouwen, door rang en stand, ter beoordeeling van den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst of volgens de wettelijke voorschriften daarvoor in aanmerking komen, verpleging in daarvoor bestemde afzonderlijke vertrekken zullen erlangen.
Artikel 6.
De beoordeeling of de verpleging der Landspatiënten in het hospitaal aan redelijke eischen beantwoordt, geschiedt door den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, die zich daarbij doet voorlichten door de ambtenaren, die het plaatselijk of algemeen toezicht op genoemden Dienst uitoefenen.
De Yereeniging verbindt zich om aan de in het vorige lid bedoelde ambtenaren op hun verzoek ten allen tijde toegang tot de ziekeninrichting te verleenen en om hun door den Directeur-geneesheer of dengene, die hem vervangt, alle verlangde inlichtingen te doen geven, nopens de geneeskundige behandeling en verzorging der patiënten.
Artikel 7.
Het aantal en de plaatsen der bedden, waarover respectievelijk het Gouvernement en de Yereeniging steeds voor zich de beschikking zullen hebben, zullen telken zes maanden voor het volgend tijdvak in gemeen overleg tusschen partijen worden bepaald, met dien verstande dat het voor het Gouvernement bepaaldelijk vast te stellen aantal minstens zal bedragen.
Voor de verdeeling van het voor de Yereeniging en het Gouvernement afzonderlijk beschikbaar te stellen aantal bedden zullen tijdig de noodige gegevens, zoowel vanwege de leden der Yereeniging als vanwege het Gouvernement, worden opgegeven aan het Bestuur der Yereeniging, die daarna met den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, het in de vorige alinea bedoelde overleg pleegt.
Deel LYIII.