ven kan winnen door het eenvoudige 28—23 enz. Als het „vuurwerk" beëindigd is, wint wit zijn tweede schijf met 40—34 of 44—39.

Ham speelde in de diagramstelling echter met 48—42 ! ? op een problematische slagzet. Er volgde (9—14?), 28—23 (18x47), 27X29 (47X15) met 39—33 en 36-31. Een inderdaad „schone" slag !

Zou zwart inplaats van 9—14 op wit 48— 42 geantwoord hebben met 8—12, dan zou wit gewonnen hebben met 42—37. (volgens dhr. Springer). Dit is m.i. ook onjuist, daar zwart zich dan bevrijdt door 16—21 en 18— 23, waarop wit niet mag „sluiten". I.p.v. 42 —37 ?, kan wit echter op twee manieren winnen. Zowel door 27.—21 enz., als door 28-23 enz.

Gaarne critiek op deze critiek !

III. IV.

J. Metz

W. Rustenburg

A. Jurg.

12-18; 3) 31-27. 7-12; 4) 37-31, 2329; 5) 34X23, 18x29; 6) 33x24, 20X29; 7) 44-39, 19—23; 8) 28X19, 14X23.

V. C. Suijk

VI.

G. E. van Dijk

A. Jurg

Stand No. III.

Deze stand trof ik aan in de Wildervankse Noord-Ooster. De rubriek bevat de kop : „Een fout met grote gevolgen".

De redacteur geeft een zeer interessante beschouwing over de partij Rustenburg— Metz, welke partij beslissen moest over de zesde plaats in het laatste tournooi om het Kamp. van Ned. Wit speelde in deze stelling 27—21, omdat 27—22 enz. tot remise leidde. Op 27—21 speelde zwart 11 — 16 en verkreeg een nadelig eindspel. Zwart had echter i.p.v. 11.—16 door 18—22 en daarna 24—29 aan alle onzekerheid „om de zesde plaats" een einde kunnen maken. Deze variant vermeldt de „Noord-Ooster" niet.

Stand No. IV.

In de gegeven stelling uit de „Onderlinge" te Almelo speelde wit 44—40!, hopende op 10—14 ?, hetgeen geschiedde. Er volgde 37— 31 enz., met 13—8. Niet daverend, maar practisch !

Stand No. V.

De damrubriek van „Trouw" gaf een aardige uiteenzetting over de partij van DijkSuijk uit het kamp. van Ned. 1950. De stand in diagram V ontstaat na de volgende opening : 1) 33—28. 18—23; 2) 39—33.

Wit speelde (in de diagramstelling) 41 — 37 !, waarop zwart 10—14 ? liet volgen. Van Dijk bracht toen een prachtig gambiet met 27—22 en 32—27 en zwart verloor een schijf.

Voorlopig houd ik dit openingsdrama voor origineel. In elk geval is het niet „door en door" békend en zal menigeen er uit leren.

Stand No. VI.

In deze stelling was wit aan zet en maakte deze op aardige wijze dam. Ook in „vluggertjes" ontmoet men soms leerzame standen. De sleutelzet 32—27 ! is tamelijk verrassend. De rest volgt vanzelf.

Twintig om twintig.

In het het stukje getiteld 20 om 20 op pag. 102 van het Juli-nummer is een regel weggevallen. De 2e alinea na de diagrammen had moeten luiden :

Ik geef hierboven het diagram na de foutzet. In afwijking van de gewoonte der verzamelaars, die ook in hun boek de diagrammen vóór de foutzet willen geven. Is het hun bedoeling een collectie combinaties uit te geven of een collectie foutzetten ? De feutzet is voor de combinatie m.i. even onbelangrijk als de lijst voor een schilderij.

RCK.

De Damschool =

Damlessen onder leiding van J. A. de Weerd, Postbus 916, Amsterdam C.

Oplossingen Maart-nummer.

211. (27—32?) 38X27 (47X 16, op 47X49 2—16) 2—35 (16X49) 50-44.

212. 19-13 (25-30) 13-8 (30-34) 8-2 (34-40) .2-35 (40-45) 35-19 (45 50) 19-5.

213. 49-43 (32-37) 43-38 (37-41) 39 -34.