NABESCHOUWING over de Voorwedstrijd 1951

door: A. Jurg.

Heel gaarne voldoe ik aan het verzoek van de heer Lieve om een nabeschouwing te geven over de afgelopen „selectiewedstrijden".

Met veel genoegen heb ik thans voor de tweede maal aan een dergelijk tournooi deelgenomen. En als mijn dammersoor goed geluisterd heeft, dan geloof ik, dat meerderen met mij, die evenmin als ik behoren tot het kwartet (desnoods sextet) van Nederlandse „uitblinkers", de voorwedstrijden niet gaarne zagen verdwijnen. In de voorwedstrijd voelt de dammer, die niet van „Roozenburg of van Dijk'-kwaliteit is, zich in zijn element.

De afgelopen voorwedstrijden zou ik willen aanduiden als „het tournooi der gelijkwaardigen". Van de 91 gespeelde partijen werden er slechts 40 beslist.

Nu kan men wel voorbarig van „remisemisere spreken of de remise vergelijken bij de noodrem van een trein, daar staat tegenover, dat de remise een logisch einde is, als gelijkwaardigen elkaar bestrijden. In dit interprovinciaal tournooi heeft de geluksfactor wel weer een woordje mee gesproken. Toch valt het me telkens op, dat sommige „cracks" nog al gauw een lichte combinatie met „blunderen betitelen. Naar mijn bescheiden mening blijft in ons spel de combinatie primair en is het „positiegevoel" secundair. En daarom zou een nadere kennismaking met de problematiek voor sommige „positiedrijvers" niet kwaad kunnen.

Voorts is me weer opgevallen, dat de energie van enkele spelers eerst tot volle ontplooiing komt na afloop der partij als er „geanalyseerd" kan worden.

Natuurlijk heeft de analyse grote waarde, maar niet om te „ontdekken", dat men „gemakkelijk" had kunnen winnen, of een „doodeenvoudige" remise heeft verzuimd. „Analyseren om te leren" is echter sportief geoorloofd

Men moet echter uit mijn paedagogische wenken niet gaan afleiden, dat er in meer of mindere mate onsportief zou zijn gespeeld.

Er heerste steeds een vriendschappelijke geest onder de deelnemers en het is een verheugend feit, dat de jeugd het weer won. Want al mogen Bergsma en Haasdonk momenteel nog tot de „gelijkwaardigen" behoren, hun. spel houdt een belofte in voor de toekomst. Heeft de Hagenaar aan de verwachtingen beantwoord.

Bergsma, wiens stijl ons aan Roozenburg doet denken, mag wel een „ontdekking"

genoemd worden. Over mezelf kan ik kort zijn.

Het is voor mij een grote voldoening geweest, dat ik als oudste der deelnemers de derde plaats mocht bereiken, te meer dat dit „succes" juist valt in mijn vijfentwintigste dammersjaar.

Ik zie voor mij persoonlijk in de toekomst geen grotere successen weggelegd, doch ik hoop, dat mijn jongere broer J. nog eens „onbezorgd" op het toneel erschijnt.

Op de vierde en vijfde plaats eindigden Laros en van Aalten. Laros is iets tegengevallen. Beiden zijn het sportieve en sterke spelers, evenals Onnink en Doornbos, die nog moeten herkampen om de zesde plaats. Helaas vertoonde het spel van Doornbos enige theoretische hiaten en miste Onnink een enkele maal de nodige tactische beheersing. Dat Ham in dit tournooi „slechts" de achtste plaats bereikte, is voor mij ook één der factoren, waarom ik van het „tournooi der gelijkwaardigen" sprak. Ham is niet meer, doch ook niet minder dan degenen, die zich plaatsten, al heeft hij het niet-plaatsen allicht aan zichzelf te wijten. Hij zal in de toekomst zijn gedachten voor 100% bij de partij moeten hebben. Op Ham volgt een viertal spelers, die in 1951 of in één der komende jaren ongetwijfeld, weer op het toneel verschijnen en dan meer succes behalen zullen. Het zelfvertrouwen van Anderson, Westra, Drenth en Baas zal heus niet geschokt zijn. Ze hebben veel geleerd en gezien, dat ze weinig minder (vrijwel gelijk) zijn-aan de meer gelukkigen.

De Noordhollandse kampioen Veenstra moet wel sterker zijn, dan hetgeen hij nu bewezen heeft. Men wordt niet zo-maar kampioen van een gewest.

Bij informatie is mij gebleken, dat enkele omstandigheden debet zijn aan zijn falen. De hekkesluiter De Ren heeft enkele fraaie prestaties geleverd : twee overwinningen en remise tegen Bergsma en Jurg. Hopelijk krijgt hij in de toekomst nog eens kans op revanche.

De leiding was keurig verzorgd en de leiders, de heren de Kruyf, de Zwart en Serrée waren ook al gelijkwaardig in sportiviteit. Na afloop vonden de gebruikelijke speeches plaats en overhandigde de voorzitter een boekwerk aan de twee winnaars. Een aardige attentie van de U.P.D.B. was het, om een zilveren herinneringslepeltje uit te reiken aan de „big six". A. JURG.