volgende resultaten, want, eerlijk gezegd, weet ik nog steeds niet precies wat ik waard ben.

Jan Metz, die, als hij zijn uitgestelde en voorlopig voor remise aangenomen partij tegen Rustenburg wint, met mij gelijk komt, is vermoedelijk de zesde speler, die zich handhaaft. Metz is een mooie geroutineerde wedstrijdspeler, die in ieder tournooi op zijn plaats is.

En nu het zestal, dat naar de voorwedstrijden degradeert: J. H. Vos (zes maal kampioen van Nederland!), A. Ligthart en W. Rustenburg. Deze drie onder voorbehoud, want indien niet Metz doch Rustenburg de uitgestelde partij wint, dan komen Metz, Vos, Ligthart en Rustenburg gelijk

op de zesde plaats en zullen zij moeten spelen om één plaats in de finale 1951.

B. Dukel, D. van der Staay en C. Suyk degraderen definitief, maar volgens mij zal hun afwezigheid uit de kampioensklasse niet van lange duur zijn; hetzelfde geldt voor hen, die van Metz, Vos, Ligthart en Rustenburg degraderen.

Het eindresultaat is :

^iet Roozenburg 16, G. E. van Dijk 14, R. C. Keiler en F. Gordijn 13, H. de Jongh 12, Jan Metz 11, J. H. Vos en A. Ligthart 10, W. Rustenburg 9, B. Dukel, D. van der Staay en C. Suyck 8.

(De wegens ongesteldheid uitgestelde partij Rustenburg-Metz is remise geworden).

HERM. DE JONGH.

FLITSEN uii hei kampioenschap van Nederland

A. Ligthart

P. Roozenburg

P. Roozenburg

In de stelling van het eerste diagram speelde Ligthart 46-—41. Roozenburg nam de hiermede aangeboden damzet niet, omdat na 20—24, 29X20, 25X14, 34X25, 19 23, 28x10, 17x46, 10—5 door het losstaande stuk op 21 (een „kleinigheid" die men gemakkelijk zou kunnen overzien) niet de witte maar de zwarte dam van het bord verdwijnt.

In het tweede diagram heeft wit zojuist 41 —37 gespeeld. Roozenburg forceerde nu winst door 18>—23, op 37—32 gevolgd door 24—29 enz. met schijfwinst. Op 38—32 inplaats van 37—32 maakt zwart dam door 17-21, 23-29, 3-9, 7X49 enz.

34—30, dat aanlokkelijk lijkt (omdat op 14 —19 een damzet door 40—34. 35X44, 44— 40, 38X29 en 32X5 mogelijk is) wordt gepareerd door 29—33, 38x20, 14X43, 48 X 39, 26-31, 37X26, 28X48 enz.

Vos speelde echter 37—31! En nu mag 28X37 niet wegens 27—21, 16—11 enz. Roozenburg was dus gedwongen 26X37 te slaan, waarop Vos weer ruimte kreeg om zich te verdedigen.

De stand van Metz is verre van prettig. Grappenmakers (of meenden zij het serieus?) beweerden na afloop van de partij zelfs, dat Metz één lokzet heeft om remise te bereiken, n.1. de inderdaad gespeelde zet 6—11. Wie analyseert de stand eens na andere voortzettingen van zwart?

Na 6—11 speelde Roozenburg 34—30 (dreigt 30—24, terwijl op 20—24 wit door 38—33 meerdere schijven voorkomt), waarop zwart dus wel gedwongen was tot 20—25, 31—26, 25x34, 38—33, 29x38, 32x43, 23 X21, 26X6, 2-7, 40x29, 7-11, 6X8, 13X2. In het nu ontstane eindspel liet Metz zich van ziin beste züHe> zien Hii cWnt»

een remise uit het vuur, terwijl nog nergens een winst is aangetoond.

Van de vele eindspelmogelijkheden uit deze partij hieronder een tweetal standen:

P. Roozenbura

J. H. Vos P. Roozenburg

Roozenburg speelde in de diagramstand 19—24, waarop Vos niet veel keus heeft.

A. Ligthart

J. Metz