HEERLIJKE REGTEN
V AK
BR EDEVOORT.
Do oude heerlijkheid van Bredevoort was eene bezitting der graven Tan Loen. Toen hun geslacht in den aanvang der veertiende eeuw uitgestorven was , maakten de bisschop van Munster en do graaf van Gelre beiden aanspraak op de nalatenschap. Do oorlogskans besliste ten voordeele van den laatstgenoemden en Bredevoort bleef Geldersch domein (*). Nog in dezelfde eeuw werd do heerlijkheid door hertog Willem van Gulik verpand aan den heer van Gcmen , en het pand bezit ging sedert in verschillende handen en verschillende geslachten over. In het jaar 1697 echter besloten de Staten, hun regt van losse of wederkoop te laten varen, endeden zij, ten behoeve van den toenmaligen pandhouder, prins Willem III. koning van Engeland , afstand van slot, stadambt en heerlijkheid van Bredevoort, met vrijheden, gerigt, geregtigheden , opkomsten , jus patronatus van kerken en vicariƫn , wiltbanen, jagten, visscherijen, diensten , bosschen, akkerlanden, weiden , heiden en verder loebehooren; zich zeiven alleen voorbehoudende liet opheffen van 'slands gemeene middelen en schattingen, de appelien en andere zaken van hoogheid en ressort; niet een ander woord: de souvereiniteit. Sedert heeft Bredevoort tot op onzen tijd toe een deel der domeinen van
(*) Zie VAS SPA.EN , Inl. tot de Gesch. van Gelderland, deel I. bl. 403.