gens eenvoud Tan inhoud en gebrek aan wapentuig, onder dan de Tijfdo eeuw en niet Tan in een' slag gesneuvelden te zijn (*).' Mogelijk zijn zij , die deze schatten in den Yelpschen bodem borgen , Tan den linker RijnoeTor naar den regter , den Germaanschen, gevlugt, en hebben op deze eenzame plek, tussclien Rijn eu JJssel, de lijdelijke bewaring veilig geacht. Mot dit alles wordt de mogelijkheid niet ontkend Tan hetgeen aangaande den vroeger gevonden goudschat vermoed is , dat die namelijk een gedeelte Tan een' keizerlijken schat zoude zijn; maar ook in zulk gCTal zou hij zeker niet op last eens keizers geborgen zijn , die Toor betere omkleeding zou gezorgd hebben, maar veeleer als ontvreemd, als geroofd, moeten worden aangemerkt.
Leiden , den 15 Sept. 1851.
NASCHRIFT.
Nadat het boTénslaande reeds grootendeels gedrukt was, Tond ik, in heb bij ons te lande zeldzame werk JVeues vaterland. sfrchiv —von spiei, fortgnsctzt von spaugejbebg, B. 1Y. Heft 1 S. 184 (Luneborg bei Herold 1823, 8°), een berigt aangaande de ontdekking Tan een' gouden schat in Hannover, zo» ver ik weet nergens elders Termeld, en waarbij zich een halsband bevonden, had , die eonige oTereenkomst met onze Yelpsche schijnt gehad te hebben, en ook tot omstreeks denzelfden tijd behoord heeft. Wij
bij Velp, nevens zeldzame Romeinsche munten, ïook urnen of lijkbussen en werpspiesen (framcaezoo als mijhoff, t. a. pl. bi. 89, naar de mondelinge mcdedeelinjj Tan den heer van iusseh, verzekert; maar noch hun getal, noch soort, noch vindingsplaatsen zijn bekend, zoodat daaruit geeno gevolgtrekkingen kunnen gemaakt worden.
(*) Zie, over die Apeldoornsche graven, mijn opstel: Oui-Gcrmaanschc en Frankische oudheden te Apeldoorn , in deze Bijdragen, D. VII. bladz. 320 en volgg.
13*