die deelen van het front, die voortdurend aan een hevig artillerievuur zijn blootgesteld. Sommige paarden sleepen met hun poot, andere laten hun kop tot op den grond zakken, alsof ze niet meer in staat zijn, hun last verder te dragen. Het is duidelijk, dat ze zich ziek houden, in de hoop, naar een depot achter het front vervoerd te zullen worden. Bij de meeste gevallen bleek, dat .er heelemaal van geen ziekte sprake was. Achter het front springen al de simulanten weer vroolijk in het rond.

Jezus als dierenbeschermer.

De bekende schrijver Herman Allmers uit Rechtenfleth heeft indertijd aan den heer J. F. C. Kühman te Bremen, voorzitter van den Duitschen Rijksbond tot bescherming van dieren, een geschrift van het hoogste gewicht doen toekomen.

Het is een hoofdstuk uit een overoud, in de Parijsche Bibliotheek bewaard wordend Koptisch handschrift van den Bijbel.

De plaats in dezen Afrikaanschen Bijbel luidt aldus:

«En het geschiedde, dat de Heere met zijn jongeren de stad verliet en over de bergen trok. En ze kwamen aan eenen weg, die steil langs den berg opliep.

Aldaar vonden zij een man met een lastdier. Het dier door den te zwaren last, dien het had te dragen, ter aarde gestort, werd door den man geslagen, dat het bloedde.

En Jezus ging tot hem en zeide: «Mensch waarom slaat gij dat dier, ziet gij niet, dat het te zwak is voor dien last en begrijpt gij niet, dat het pijn lijdt?»

Maar de man antwoordde: «Wat gaat het U aan? Ik zal het slaan zooveel ik wil, want het is mijn eigendom: ik heb het gekocht voor veel geld. Vraag het slechts aan hen, die bij U zijn, want zij kennen mij en weten het.»

En eenigen van de jongeren zeiden: «Ja Heer, het is gelijk hij zegt. Wij hebben gezien, dat hij het gekocht heeft.» Maar de Heer zeide: «Ziet gij ook niet hoe het dier bloedt en hoort ook gij niet hoe het weent en jammert?» Zij echter antwoordden: «Neen Heer, dat het weent en jammert hooren wij niet.» Jezus werd bedroefd en zeide: «Wee u, dat gij niet hoort hoe het schreit en klaagt tot zijnen schepper, om erbarmen, maar driemaal wee over hem, over wien het klaagt en weent in zijn smart.»

En hij trad op het dier toe en raakte het aan.

En het dier stond op en zijne wonden waren geheeld. Maar tot den man zeide Hij: «Ga nu verder en sla het niet weder, opdat ook gij erbarmen moogt vinden.» «-Eenheid.»