der Natuur. Als Natuurvoorwerp, wellicht als hoogste trap van organisch leven is de mensch verwant aan alles wat daar beneden hem is en het is vooral deze erkenning, die, gebaseerd op wat de wetenschap leert, reeds lang voor dien tijd gevoeld werd door wijsgeeren, die hadden nagedacht over het wezen der dingen en voor hen was „Broederschap een feit in de Natuur.

„Als wij een dier goed in de oogen zien," zegt een Engelsch schrijver, „met al zijn liefde en vrees, diep gevoel en vertrouwen, en ook die vreemde, vragende blik ons treft, dan kunnen wij niet langer gelooven dat er een groote, eeuwige scheiding bestaat tusschen mensch en dier. Hun leven is vaak veel eerlijker en trouwer dan wij van ons zelf moeten bekennen."

En wie, die ooit in een dierentuin is geweest, heeft het niet getroffen, zouden wij er aan toe willen voegen, die vragende blik daar bij elke kooi op u te zien gericht. Het is alsof elk dier u met groote oogen aanstaart en zijn innerlijke wezen zoo duidelijk tot u spreekt: «Mensch wat hebt gij mij aangedaan." Ik weet niet, Lezers, of Gij dat ooit gevoeld hebt, maar ze hebben mij langen tijd voor oogen gestaan, die vragende oogen van zoovele gevangenen.

Zeker het leven zal kunnen spreken tot het leven. En het is zoo juist gevoeld wat Fielding daar zegt in zijn wondermooie boek „De ziel van een volk", dat eigenlijk niemand ongelezen moest laten:

„Als Ge alleen zijt in het bosch zal al het leven daar tot u spreken, indien gij stil zijt en verstaan kunt. Er is warme liefde verborgen diep in het hart der bloem, evenals in het kleine vlugge kolibrietje, dat naar zijn makker fladdert, évenzeer als in 't hart van Romeo en Julia lang geleden. Er is majesteit in den grootschen donkeren afgrond grooter dan ooit lag op 't gelaat van een Koning. Alle leven is één. De ziel, die gij in u voelt als gij den roep der herten hoort, ver omhoog, hoog op de vochtige bergweiden in den stillen nacht, is dezelfde ziel, die leeft in alle dingen rondom U.

Niemand, die veel in de Natuur heeft geleefd en dit niet heeft ondervonden."

En zoo is onze plaats in de Natuur. Naast al het Leven, immer zoo wondervol als het onze, staat ons leven, even mysterieus als al het andere, maar volstrekt niet door een diepe