mensch-zijn vloeit noodwendig voort, dat hij het verdrukte dier moet heipen: hij zou zich zelve onmenschelijk vinden, ais hij geen hulp bood, daar waar hulp r.oodig is. Ja, nog sterker, hij meent juist door dierenbescherming het peil der menschlijkheid hooger te brengen, gedachtig aan de mooie woorden van Laurillard: „Dieren beschermen is menschen beschaven."

En toch, hoe wordt niet dikwijls de dierenbeschermer overgeleverd aan de spot- en lachlust der massa. Hoe worden daar niet tal van anecdotes en teekeningetjes aan gewijd, om toch eigenlijk maar aan te toonen, dat de dierenbeschermer iemand is, die bespottelijk sentimenteel en dwaas doet. Af en toe kunnen wij ze weer eens ontmoeten die sprekende anecdote van die oude mevrouw, die eiken marktdag ter vogelmarkt toog om daar een „vinkje" te koopen en dat dan de vrijheid te geven. Mag zoo iets misschien economisch dwaas genoemd kunnen worden, deze handeling getuigt bepaald van diep meevoelen met het leven dier arme gevangenen en al meenen wij, dat deze handelwijze zeker slechts weinig gewicht in de schaal zal leggen — afgezien van het feit, dat de vogelvangers opnieuw aan het vangen zulien gaan — het is voor ons in elk geval toch een waardig protest tegenover de handelingen èn van vogelvangers èn van vogelopsluiters.

Laten wij hier direct aan toevoegen dat niemand minder dan de groote itaiiaansche schilder, beeldhouwer, ingenieur, wijsgeer, — ja, wat was die man niet al — Leonardo da Vinei dikwijls naar de markt ging om vogeltjes te koopen en ze uit hun kooitjes te verlossen. Een schilderij van hem zelf in de Galerie du Louvre te Parijs geeft dat op prachtige wijze weer.

Wie dan op deze wijze bespot wordt, bevindt zich waarlijk in goed gezelschap 1

Zulke handelingen gelden dan als voorbeeld voor wat dierenbeschermers doen en willen.

Afgezien echter van het min of meer overdrevene waaraan elke zaak kan lijden — ook al is het feit op zichzelf licht te begrijpen — afgezien van het feit, dat een grootsche idee, die zich heeft gezeteld in een kleine ziel aanleiding kan zijn tot in zeker opzicht tegenover de „gewone" daden der menschen afwijkende handelingen, zou ik in deze gevallen toch liever in de plaats van de bespotten, dan in de plaats der spotters