helpster met een maximaal-lief gezichtje, met zijn hondjes „werkt", kan men altijd weer rondom zich uit vrouwenmond hooren: hoe snoezig, wat schattig, enz. enz. Als sterk staaltje is mij steeds bijgebleven, eene absoluut weerzinwekkende vertooning van z.g. dronken honden, in een groot variété te Parijs. Naast mij zat een Amerikaansch vrouwtje, die 't zoo geweldig geestig vond, dat ze niet tot bedaren kon komen, en eindelijk door haar man tot rede moest worden gebracht.

Misschien is de conclusie, welke ik langzamerhand heb meenen te mogen trekken: dat op de medewerking van de vrouw tot bestrijding van dezen gruwel minder te rekenen zal vallen, dat we hier dus staan voor een psychologisch raadsel, onjuist, en dan — des te beter!

Maar — en hier kom ik tot mijn eigenlijke doel — dan zou ik de geëerde schrijfster, die ook zeker in vrouwenkringen veel gezag heeft, willen vragen:

Laat speciaal daar Uw stem ook nog eens hooren.

Want zoolang zoo tal van vrouwen, hetzij uit onnadenkendheid hetzij uit onverschilligheid, dergelijke uitingen van on-natuur toejuichen, zal de komende strijd er tegen wel dubbel zwaar zijn.

Hilversum, 20 October 1916. Engelen.

G. R.

Een enkel woord voeg ik gaarne aan het bovenstaande toe, dat eene opmerking en een wenk bevat. De laatste zal door mij voor zoover in mijn vermogen ligt gaarne worden opgevolgd; de artikeltjes zullen in brochure-vorm verschijnen en aan vrouwenbladen en vrouwenvereenigingen gezonden worden, daarnaast bovenal in particulieren kring verspreid, waar men allicht nog meer de trouwe bezoeksters van dergelijke vertooningen zal aantreffen dan in de eerstgenoemde milieux. Wat de vraag van den heer Engelen aangaat omtrent het waarom, daarover zou meer te zeggen zijn, dan dit eenvoudig nawoord toelaat. Er kunnen voor een deel psychische eigenschappen in 't spel zijn (het gevoel van bescherming en genegenheid voor het kleine hulpelooze is wel is waar totaal verkeerd gericht maar toch als zoodanig bedoeld), er kunnen ook factoren zijn van behoefte aan quasi-onschuldig tijdverdrijf, gebrek aan kritieel denken over wat was voorgezet. Intusschen — al moge de onvolledige