daarvan een gevolg waren van tuberculose. Was de oorzaak daarvan ondeskundige verzorging, slechte voeding, of werden de dieren op onnadenkende wijze met de ziekte in aanraking gebracht? Dit scheen onmogelijk, daar de directeur De Vrij door het gansche land den naam had van uitstekend dierkenner.

Op Dr. Evan's vraag maakte De Vrij hem met zekeren trots opmerkzaam dat, voor zoover de omstandigheden het toelieten, dezelfde physische voorwaarden geschapen werden, waaronder de dieren in hun geboorteland leefden. Allen die in een koud klimaat thuis hoorden, leefden ook hier in de kou, en voor allen die in de tropische landen in natuurtoestanden leefden, werd ook hier zoo nauwgezet mogelijk een tropische temperatuur teweeggebracht.

„Zie bijvoorbeeld mijn apen", zei directeur De Vrij; „ik heb onderzocht dat de gemiddelde temperatuur in de streken waaruit zij afkomstig zijn, 85 graden Fahrenheit (30 gr. Celsius) bedraagt. Natuurlijk kunnen wij niet beter doen dan ze voortdurend in een temperatuur van 85 graden te houden, 's Zomers is dat in de buitenlucht gemakkelijk te doen, maar als de winter komt, sluit ik ze allen op, open de stroomkranen en houd hun verblijf op een temperatuur van 85. En ze bevinden er zich goed bij, kijk maar", zeide bij en ging een der groote, met stoom verwarmde apenhuizen binnen. Hier deden een 20 tot 30-tal sidderende schepsels heldhaftige pogingen om het warm te krijgen. Uit een der hoeken zond een groote radiator geweldige golven warme lucht naar binnen, en een houten plank boven dezen radiator was de geliefkoosde plaats in het apenhuis. Ze zaten hier dicht op elkaar gedrongen, zoodat elk stukje hout bedekt was, en genoten verrukt van de warmte, die niet ver van 125 graden F. (52 graden C.) verwijderd was.

„Uw plan schijnt heel logisch", zei Dr. Evans; „u geeft u alle moeite voor uw apen te doen wat de natuur voor hen in hun geboorteland doet, maar de uitkomsten schijnen niet bizonder bevredigend te zijn. Ik geloof dat we liever wat anders probeeren moeten."

Den herfst daarop kreeg de dierentuin te Chicago zijn gewone zending apen voor den winter. De meesten kwamen rechtstreeks uit de tropen en verkeerden dientengevolge in een uitstekenden toestand. Maar als gewoonlijk waren er enkele dieren bij, die