kapmes. Haal een kapmes." En niet zoodra was dit gezegd of Jacob ging direct naar de plaats waar de werktuigen opgeborgen werden en bracht het begeerde voorwerp, kapmes en kokosnoot gelijktijdig aan den bediende overreikende.

Op soortgelijke wijze ging de aap te werk, toen hij de vruchten van een Ketappanboom, die hij heel lekker vond, niet stuk kon krijgen. De kinderen uit de buurt deden dat steeds tusschen twee steenen, maar hij kon met zijn binnenwaarts gekromde vingers geen voldoende kracht daarvoor aanwenden. Na vele vergeefsche pogingen ging hij ten slotte naar een jongetje, legde de noot op een steen, gaf een anderen steen aan het jongetje en beduidde dit op die wijze voor hem de vrucht stuk te maken.

Het dier hield veel van stoeien, met kinderen of met grooteren, maar nooit bejegende hij ze daarbij ruw of beet ze in armen of beenen, steeds scheen hij te begrijpen, dat het gebruik van zijn tanden hier niet te pas kwam.

Eigenaardig is het nog, dat het dier niet van vechten hield en waar ruzie was steeds zou trachten vrede te maken. Waren de honden van zijn heer aan het vechten, direct kwam Jacob tusschenbeide en trachtte ze te scheiden. En daarbij was het eigenaardig hoe hij hem bekende dieren of anderen die te zeer bedreigd werden en hulp noodig hadden, steeds de behulpzame hand bood. Eens hadden de honden van zijn meester het op straat te kwaad met een anderen veel grooteren hond. Jacob snelde tusschenbeide en trok den grooten hond geweldig aan den staart, waarna die zeker bang geworden door het vreemdsoortige beest, dat hij niet kende, in dollen ren op de vlucht sloeg.

Nog merkwaardiger is een ander geval. Niclou had ook nog een andere aap, een langarmaap, en wel een Wou-wou van Java. Deze aap was wel eens — naar het schijnt tengevolge van veel plagerijen — boos op kinderen. Zoo gebeurde het op een zekeren keer, dat deze aap een klein meisje gegrepen had en nu poogde te bijten. Het kind begon vervaarlijk te schreeuwen en ieder, die het hoorde snelde te hulp. Voordat Niclou of een der bedienden echter nog te hulp kon schieten, was de aap reeds toegeschoten en had hij het kind met kracht uit de armen van Wou-wou weggetrokken. Hij ging naast het kleine meisje op den grond zitten en bekeek het aan alle zijden,