van de pin naar boven zat kon hij er niet bij komen, maar ook dan gelukte de operatie soms, alleen op den tast. Wilde de bevrijding in 't geheel niet gelukken, dan verzocht onze leepe aap met hartroerende blikken aan iederen voorbijganger van zijn kooi om hem te helpen. Daartoe bood hij hun zelfs stokjes, strootjes of dergelijke voorwerpen, benevens een steen aan en bracht zelfs hun hand naar de plaats waar de pin vast zat! Alleen het spreken ontbrak er inderdaad maar aan, maar ook zonder dat wist de aap dus op interessante wijze te kennen te geven, wat hij verlangde.

Op soortgelijke wijze gaf hij te kennen dat hij trek aan voedsel had. Hij zocht zijn etensblik, waarin hij gewoonlijk voedsel kreeg, of een schotel en bood dat een van de bedienden, dien hij tegen kwam met een vragende blik aan. Gewoonlijk was de etenskast echter gesloten, maar ook daarvoor wist Jacob raad. Hij haalde de sleutels die steeds op een bepaalde plaats waren opgeborgen, leidde vervolgens den bediende wien hij hulp verzocht had naar de etenskast en stak den sleutel, dien hij uit de vele andere in den bos aanwezige uitzocht, in het slot. Hoe verstandig hij overigens ook was, den sleutel om te draaien scheen hij niet in den slag te kunnen krijgen, ofschoon hij heel goed de krukken der deuren kon omdraaien. Daarom nam hij dan de hand van den bediende en bracht deze naar den sleutel, in zijn blik een duidelijke bede van helpen leggende. Had de bediende nu het slot omgedraaid en kon de deur nog niet geopend worden, omdat Jacob er zelf voor zat, dan zei de bediende maar even op zijn Maleisch: „Uit den weg, Jacob, wanneer gij er voor zit, kan de deur niet open," of direct ging de aap op zijde, tevreden, dat zijne pogingen om aan voedsel te komen zoo mooi gelukt waren.

Het spreekt vanzelf, dat hij met gemak de kokosnoten ontbolsteren kon en om de daarin aanwezige klappermelk, die de aap steeds mocht hebben, daar zij anders toch weggeworpen werd, machtig te worden, zocht hij steeds een puntig stukje hout, een spijker of iets dergelijks om daarmede de aan het eene einde bevindende weeke plaats te doorboren. Eens kon hij zoo'n voorwerp niet vinden en daarom riep hij de hulp van een der bedienden weer in. Deze meenende dat de vrucht geopend moest worden, zei: „Dat gaat niet, Jacob, ik heb geen