HET ZIELELEVEN DER DIEREN.

(Vervolg en slot van bl. 151).

V.

Het nauwste aan den mensch verwant wat intellectueele eigenschappen aangaat, zijn zeker wel de Apen en daaronder vooral de apen der oude wereld, n.1. de Orang-oetan, de Chimpansee en de Gorilla. Oppervlakkig beschouwd hebben zij wel eenige uiterlijke overeenkomst met den mensch, al is daarbij nog een enorm groot verschil op te merken. De voornaamste waarnemingen omtrent deze dieren zijn natuurlijk gedaan aan exemplaren, die gevangen waren.

Zeer merkwaardig zijn wel de waarnemingen van H. A. A. Niclou omtrent een orang-oetan, die hij een paar jaren verpleegde en waarvan hij indertijd een en ander mededeelde in het Album der Natuur. Wij vinden deze mededeelingen zoo merkwaardig, dat wij ze in het volgende verkort teruggeven.

Jacob, zoo had men het dier genoemd, was den eersten tijd steeds in een kooi opgesloten geweest, maar sedert hij daaruit eens was losgebroken en blijk had gegeven van zijn vrijheid een goed gebruik te kunnen maken, had men hem meer vrijheid gegeven, al moest hij toch gedurende eenige uren van den dag, waarop men geen aandacht aan hem kon schenken wegens andere bezigheden, nog in zijn kooi worden opgesloten. En daarbij was het dan steeds merkwaardig te zien, hoe hij zich meestal weer wist te bevrijden. De getraliede schuif, die als sluiting diende was aanvankelijk gesloten door middel van het vastknoopen van een of andere stof. Steeds wist Jacob de knoopen echter weer los te krijgen, „hoe kunstig ze ook gelegd werden," schrijft Niclou. Ook een ijzeren slot was niet voldoende, want 't werd eenvoudig stuk gebroken. Daarom werd ten slotte een wijze van vastmaken gebezigd, waarbij een houten pin als een wig in een opening gedreven werd. Al spoedig wist Jacob echter ook deze sluiting los te krijgen. Hij zag daartoe in 't bezit te komen van een stokje of een dergelijk puntig voorwerp en sloeg daarmede, tevens gebruik makende van een steen als hamer, de pin er uit. Alleen als het dunne uiteinde

1916 10