hierin nog louter mechanisrne wil zien, wie alleen een blind instinct aan dit dier wil toekennen en daarin niet een groote verwantschap met het menschelijk verstand herkent, die heeft zich blind gestaard op een dogma, voor elk argument van menscheiijkee rede onvatbaar.

Wij zullen ons hier dus onthouden van het opsommen van voorbeelden, van treffende staaltjes. Ieder die eenig hart bezit voor deze — wij mogen gerust zeggen haast menschelijke — dieren, zal uit zijn eigen omgeving zooveel merkwaardige voorbeelden kunnen bijbrengen, dat er bepaald boekdeelen mede te vullen zouden zijn.

Onder de hoogontwikkeldste zoogdieren mogen stellig de Olifanten hier niet vergeten worden. De uitingen van deze geweldige reuzen zijn eveneens van dien aard, dat zij blijk geven nauw verwant te zijn met wat wij als hoogste schakel in de dierenrij kunnen aanwijzen, al moet men ook toegeven, dat het verstand dezer dieren wel eens wat al te sprookjesachtig is aangeslagen. De prachtige wraaknemingen van deze dieren op kleermakersgezellen en dergelijke schijnen niet geheel en al op waarheid te berusten, al moet men ook toegeven, dat gevangen en voor het verrichten van bepaalde werkzaamheden afgerichte olifanten veel blijk geven van hooge intelligentie. Zeer merkwaardig is stellig ook de volgende waarneming van majoor Skinner, gedaan bij in 't wild levende olifanten. In een helderen door de maan verlichte nacht zag hij een ouden olifant alleen voorzichtig uit het bosch komen en zich voorzichtig — telkens stilstaande, om te vernemen of er ook onraad was — naar een nabijgelegen riviertje begeven. Daar aangekomen scheen hij naar alle kanten te luisteren of er ook gevaar dreigde. Niets verdachts bespeurende keerde hij naar het bosch terug en kwam met een vijftal andere olifanten weerom, die hij nu op korten afstand als wachtposten uitzette. Na zich vervolgens nogmaals verzekerd te hebben, dat er geen gevaar te duchten was, ging hij nogmaals naar het bosch en kwam nu met een groote kudde van 80 tot 100 exemplaren terug, die zich nu alie zonder vrees of oponthoud naar de rivier spoedden om hun dorst te lesschen.

En niet minder interessant is het volgende betreffende tamme olifanten, medegedeeld door kapitein Shipp. Deze was in