BEDENKELIJKE VERMAKEN. (Vervolg van bl. 134.)

V.

Het publiek, de eenige werkelijke machthebber en schuldige in dezen , het overal zich vertoonende en toch altijd ongrijpbare, moeilijk bereikbare publiek, doet niets of zoo goed als niets. Het weet de treurige feiten, die achter het optreden liggen, niet, maar het wil er ook liever niet van weten en ter wille van een pretje vermoffelt het den twijfel en de vermoedens, die toch elk denkend mensch, elk dierenvriend bij die vertooningen moet voelen opkomen.

De „trainer" vertelt daar sterke voorbeelden van; bij wreede ranselpartijen, waarbij hij zelf tusschenbeide kwam, bleef het publiek volkomen kalm.

Dat is de macht der suggestie, die eveneens bewerkt dat het publiek zich laat wijsmaken, dat de diertjes het zoo prettig vinden kunsten te vertoonen. Prettig vinden is, zoo niet uitgesloten, dan toch hooge zeldzaamheid en komt alleen voor bij dieren, die in werkelijkheid de langdurige geduldige dressuur hebben gehad, die zooveel tijd en liefde eischt, dat ze als handelswaar over het geheel onbruikbaar is.

Trouwens vele echte dierenvrienden, hoe gaarne ze ook de werkelijke intelligentie en kracht van een dier op redelijke wijze gebruikt zien (denk aan Roode Kruishonden e. d.), zullen met B. Shaw zeggen: „dieren die kunsten maken, zelfs als ze met vriendelijkheid konden getraind worden, zouden toch een onverdragelijk en onnatuurlijk schouwspel blijven".

Terecht zegt dan ook het verslag (1915) van het Engelsche Comité, dat zich naar aanleiding van verschillende schandalen met kunstenmakende dieren gevormd heeft en waarin ook Ernest Bell een voorname plaats bekleedt, dat het eigenlijk onwaardige vertooningen zijn, waarvoor men zich langzamerhand zal gaan schamen ze bij te wonen. De actie van het comité en de rechterlijke veroordeeling van enkele bijzonder sprekende gevallen , waarbij o. a. een beer en een hond ontnomen werden aan de eigenaars, die verder een vrij zware straf kregen, heeft

1916 9