eeuwige wezen miskent dat daar is in al wat leeft en dus met ondoorgrondelijke beteekenis straalt uit alle oogen die het zonlicht zien!»

Geen van beide opvattingen bevredigt ds. Den Hertog. Waar Kant zegt: mishandelt de dieren niet, want dan zondigt ge tegen u zelf! en Schopenhauer: mishandelt ze niet, want dan zondigt ge tegen het dier! zegt de schrijver met de Heilige Schrift: mishandelt ze niet, want dan zondigt ge èn tegen u zelf èn tegen het dier, doch bovenal tegen God, die de Schepper en Bewaarder is der dieren.

Er zijn tusschen deze drie opvattingen ongetwijfeld niet onbelangrijke gradueele verschillen. In het wezen der zaak komen zij echter alle drie hierin overeen, dat zij elke ruwe en wreede behandeling van dieren als menschenonteerend afkeuren. Of men een dierenvriend is als Christus of onder den invloed van de Boeddhistische leer, het effect zal wel hetzelfde zijn. En zoo zouden er in Nederland geen Udenhoutsche en Vlijmensche gruwelen gebeuren en te Rotterdam in één enkel jaar geen 82 processen-verbaal wegens mishandeling van trekhonden opgemaakt worden, wanneer hetzij de leer van de beide door ds. d. H. geciteerde wijsgeeren, hetzij de lessen die onze groote voorganger Jezus Christus heeft nagelaten, meer algemeen gemeengoed waren geworden. Daar ontbreekt in onze «verlichte» 20e eeuw helaas nog veel aan.

Men meene verder met ds. d. H. dat de dieren evengoed een ziel hebben als de mensch, of men zij het daar niet mee eens, in elk geval hebben de dieren gevoel en lijden smart als zij gepijnigd worden. Dierenmishandeling is en blijft dan een menschonteerend werk en 't is wel zeer te betreuren dat de vereenigingen tot bescherming van dieren nog zoo ver van haar eindbedoeling zijn. «Nw. Cr.»

Prins Hendrik en een hert. Woendagmorgen werden een aantal wandelaars in het Haagsche Bosch verrast door het zien van een heer, die daar wandelde vergezeld van een hert, en hun verrassing werd nog grooter, toen zij in den heer den Prins der Nederlanden herkenden, die zich van het huis ten Bosch naar het gebouw van het Roode Kruis liet vergezellen van dit aardige, blijkbaar zeer aan hem gehechte dier.

Het hert liep niet alleen mede tot aan gebouw op de Princessegracht, maar besteeg na den Prins de trappen en bezorgde aan het personeel de allergrootste verbazing, toen het achter zijn meester de bureaux binnenkwam.

Een paleisbediende, die per fiets gevolgd was, bracht het dier naar den tuin van het Huis ten Bosch terug. (Nederl)