wormpot reeds op eenigen afstand. „Een vriend van mijn vader", zegt Brehm, „bemerkte dat de boomkikvorsch, die hij in een glas gevangen hield, ieder keer zich naar de naar hem toegekeerde zijde van het glas begaf, als hij zijn kamervogels voerde. Hij reikte het diertje ook een meelworm toe en het duurde niet lang of de boomkikvorsch nam van iedereen een hem toegereikten meelworm aan; zelfs leerde hij den bepaalden tijd kennen waarop het voederen geregeld plaats vond. Om het dier het gemakkelijk te maken om er uit te komen, werd er een klein trapje aan het glas gehangen en nu zag men het ieder keer bovenaan het glas hangen, als er gevoederd werd. Het wachtte net zoo lang tot het zijn meelworm ontvangen had. Wanneer zijn glas geopend werd, verliet hij het, klom hij de muren op en neer en sprong van den eenen stoel op den anderen of zijn vrienden op de hand. Daar wachtte hij geduldig tot hij wat kreeg, dan eerst trok hij zich terug en bewees dus duidelijk, dat hij onderscheidingsvermogen en geheugen bezat."

Ook Qlaser, een bekend natuuronderzoeker, kent aan den boomkikvorsch een betrekkelijk vrij goed verstand toe. Hij doet een soortgelijk verhaal als Brehm en vertelt hoe de boomkikvorsch op een zekeren keer ontvlucht was en nergens teruggevonden kon worden. Den volgenden dag echter vond men het dier heel gewoon in zijn vroeger verblijf terug. Voortaan liet men het vrij rondspringen en telkens keerde het naar zijn woning terug.

Romanes maakt melding van een kikvorsch die geleerd had naar den naam van Tommy te luisteren en bijna altijd kwam als hij door zijn baas geroepen werd, ofschoon hij in den regel niet anders dan 's morgens zijn voedsel ontving.

Bij de Reptielen is het verstand over 't algemeen nog eenigszins meer ontwikkeld dan bij de Amphibiën, al moet toegegeven worden, dat ook hier geen hooge ontwikkeling is bereikt. Van de verschillende zintuigen is vooraf het oog goed ontwikkeld, terwijl ook de tastzin bij vele soorten zeer sterk is ontwikkeld. Gehoor en reuk schijnen minder goed ontwikkeld, terwijl ook de smaak in ontwikkeling schijnt af te nemen, naarmate het daarvoor ingerichte werktuig — de tong — meer als tastorgaan dienst moet doen. Intusschen zijn reuk en smaak bij deze dieren natuurlijk zeer moeilijk te controleeren.